artikel
Zie ook het artikel op bl. 1091.
Het syndroom van mondbranden dat elders in dit tijdschriftnummer wordt besproken,1 betreft een aantal klachten in de mond waarvan mondbranden de belangrijkste is en waarvoor bij lichamelijk onderzoek geen oorzaak gevonden wordt.2 Dergelijke lichamelijk onverklaarde klachten komen veel voor en elk medisch specialisme heeft zo zijn eigen als functioneel beschouwde syndromen. Zo kent de keel-, neus- en oorheelkunde het globussyndroom, de maag-darm-leverziekten het prikkelbaredarmsyndroom en de neurologie spanningshoofdpijn.3 Voor een aantal van deze syndromen, onder andere voor het chronische vermoeidheidssyndroom en somatisch onverklaarde pijn, is onderzoek gedaan naar de rol van predisponerende, uitlokkende en instandhoudende factoren.4 Er zijn aanwijzingen dat mensen die in hun jeugd nare ervaringen hebben gehad of die bepaalde persoonskenmerken hebben, mogelijk een verhoogde kwetsbaarheid hebben voor het ontstaan van lichamelijk onverklaarde klachten. Of iemand ook daadwerkelijk klachten krijgt, wordt bepaald door de aanwezigheid van uitlokkende factoren. Zowel psychische (stressvolle levensgebeurtenissen) als lichamelijke gebeurtenissen (infecties, medische ingrepen) kunnen het begin vormen van de klachten. Alhoewel psychische factoren naast somatische een rol spelen bij het ontstaan van lichamelijk onverklaarde klachten, kan er niet een specifieke oorzaak worden aangewezen, waardoor er onvoldoende houvast is voor causale behandeling. Daar komt bij dat patiënten die het idee hebben dat hun klachten somatisch van aard zijn zelden een behandeling zullen accepteren die uitgaat van een psychische oorzaak van de klachten.
In de jaren negentig van de vorige eeuw hebben Speckens et al. een behandeling ontwikkeld die niet gericht is op het opheffen van de vooronderstelde oorzaken van de klacht, maar op het verminderen van de gevolgen van de klacht.5 Deze cognitief-gedragstherapeutische behandeling heeft tot doel de cognitief-emotionele, gedragsmatige, lichamelijke en sociale gevolgen van de lichamelijk onverklaarde klachten te verminderen. Daarbij richt de behandeling zich op die gevolgen die de klacht in stand zouden kunnen houden of herstel zouden kunnen verhinderen. In de praktijk bestaat de therapie uit gesprekken waarin de ideeën van de patiënt over zijn klachten worden onderzocht en getoetst op hun houdbaarheid en waarin gedrag dat de klachten in stand kan houden, wordt vervangen door nieuw gedrag.
Een dergelijk behandelaanbod wordt door bijna alle patiënten geaccepteerd en is in gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek effectief gebleken.5 In zijn algemeenheid blijkt cognitieve gedragstherapie effectief bij de behandeling van een groot aantal lichamelijk onverklaarde klachten, waaronder het syndroom van mondbranden.6 7 Bergdahl et al. verbinden aan het succes van hun cognitief-gedragstherapeutische behandeling de conclusie dat de klacht een psychische oorzaak heeft.7 Een dergelijke conclusie lijkt echter op zijn minst voorbarig en doet ons inziens onvoldoende recht aan het belang van de instandhoudende factoren. Gevolgen die het syndroom mondbranden in stand zouden kunnen houden, zijn onder andere een depressieve stemming, angst en selectieve aandacht voor de klacht. Naast deze cognitief-emotionele gevolgen kan de patiënt ook door zijn gedrag de klacht in stand houden. Enkele voorbeelden hiervan zijn: zelfhulpmiddelen die even verlichting brengen, maar daarnaast ook het mondslijmvlies kunnen prikkelen of de mondflora ontregelen, zoals het eten van grote hoeveelheden pepermunt of dropjes (zoals ‘pottertjes’), veelvuldig gebruik van ijsklontjes, overmatig gebruik van alcohol en het hoogfrequent inzuigen van lucht. Deze maatregelen geven kortdurend verlichting van de klachten, maar kunnen ook het mondslijmvlies prikkelen en de mondflora ontregelen en zo herstel van de klachten verhinderen. Het beleid bij deze patiënten zou erop gericht moeten zijn om de aanwezigheid van eventuele instandhoudende factoren te achterhalen en op te heffen.
De behandelend arts is de eerst aangewezene om de patiënt met het syndroom van mondbranden te informeren over de rol van instandhoudende factoren in het algemeen en bepaalde gedragingen in het bijzonder. En om vervolgens de patiënt te motiveren dit gedrag gedurende enige tijd achterwege te laten en het effect hiervan op de klachten te onderzoeken. Wanneer patiënten als gevolg van de klachten angstig of depressief zijn geworden of wanneer patiënten al langere tijd last hebben van mondbranden en de klachten tot aanzienlijke beperkingen hebben geleid in het sociaal en maatschappelijk functioneren, dan adviseren wij patiënt te verwijzen naar een in de behandeling van lichamelijk onverklaarde klachten gespecialiseerde cognitief-gedragstherapeut.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Literatuur
Waal I van der. Mondbranden. Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:1091-5.
Zakrzewska JM. The burning mouth syndrome remains an enigma. Pain 1995;62:253-7.
Wessely S, Nininuan C, Sharpe M. Functional somatic syndromes: one or many? Lancet 1999;354:936-9.
Het chronische-vermoeidheidssyndroom. Publicatienr 2005/02. Den Haag: Gezondheidsraad; 2005.
Speckens AEM, Hemert AM van, Spinhoven P, Hawton KE, Bolk JH, Rooijmans HG, et al. Cognitive-behavioral therapy for medically unexplained physical symptoms: a randomized controlled trial. BMJ 1995;311:1328-32.
Nezu AM, Maguth-Nezu C, Lombardo ER. Cognitive behavior therapy for medical unexplained symptoms: a critical review of the treatment literature. Behav Ther 2001;32:537-83.
Bergdahl J, Anneroth G, Perris H. Cognitive therapy in the treatment of patients with resistant burning mouth syndrome: a controlled study. J Oral Pathol Med 1995;24:213-5.
Reacties