artikel
Zie ook het artikel op bl. 1571.
De Nijmeegse Vierdaagse vond voor het eerst plaats in 1909 met 306 deelnemers. In 1910 namen 44 personen deel, van wie er 1 uitviel (2,2). In 2007 waren er 42.270 ingeschreven deelnemers. Van de 37.505 personen die op de eerste dag waren ingeschreven, vielen er uiteindelijk 3486 uit (9,3) (www.4daagse.nl/download/Statistieken/Statistieken20200720NL.pdf).
In 2006 werd na één dag de wandeltocht gestaakt, omdat 2 personen waren overleden en een groot aantal deelnemers onwel was geworden door hitte-uitputting en hitteberoerte en naar een ziekenhuis moest worden vervoerd. Als boosdoeners wees men de weersomstandigheden aan, in het bijzonder de hoge temperatuur en de vochtigheidsgraad.1 In 2003 besloot men om dezelfde reden de routes van 40 en 50 km op de 2e dag met 10 km in te korten.
De deelnemers vertonen grote verschillen, onder andere voor leeftijd, gezondheid, voorafgaande training, voorbereiding en kleding. Na de problemen in 2006 besloot de afdeling Fysiologie van het Universitair Medisch Centrum St Radboud onderzoek te doen naar de pathofysiologische gevolgen van een dergelijke meerdaagse wandeltocht. Eijsvogels et al. beschrijven in dit nummer de bevindingen.2 Het belang van het onderzoek is dat nu gegevens beschikbaar komen van een unieke gebeurtenis als de Vierdaagse. Over andere loopevenementen zoals marathon, ultramarathon, ‘Ironman’-triatlon en nog zwaardere duurlopen zijn al vele studies verschenen.3 4
Tijdens de Vierdaagse werden bij een aselecte steekproef van 63 deelnemers (66 – 3 uitvallers) vóór, tijdens en na iedere loopdag hartfrequentie, kernlichaamstemperatuur, vochtopname, plasmanatriumconcentratie, lichaamsgewicht en energieverbruik gemeten. De bestudeerde groep varieerde sterk in leeftijd en een groot aantal personen leed aan diverse aandoeningen en gebruikte een grote verscheidenheid aan geneesmiddelen. Sommige deelnemers gebruikten waarschijnlijke meerdere medicamenten. Ook de trainingsafstand in het voorafgaande jaar varieerde, van 0 tot 3000 km, met een gemiddelde van 434 km; dit komt overeen met slechts 1,2 km/dag.
Tijdens de wandeltocht traden er nauwelijks tot geen medische complicaties op. Wel nam de kerntemperatuur toe, maar er werd bij niemand hyperthermie vastgesteld. Het energieverbruik nam toe, evenals de hartfrequentie, maar deze bleven binnen veilige grenzen. Hierbij dient men zich te realiseren dat de hartfrequentie enerzijds afhankelijk is van de geleverde inspanning, maar anderzijds van de lichamelijke conditie en de gebruikte medicatie. Elektrolytstoornissen werden eveneens waargenomen, maar ook deze bleven binnen acceptabele grenzen.
Bij 3 wandelaars ontstond een plasmanatriumconcentratie
Opvallend is dat hypernatriëmie bijna alleen bij mannen voorkwam (er was slechts één vrouw) en dat deze mannen allen opvallend weinig dronken tijdens het wandelen. Vrouwen hebben op zich een hoger risico op hyponatriëmie; dit zou kunnen samenhangen met hun lagere lichaamsgewicht, met hormonale invloeden en met een langere loopduur, maar ook met de relatief geringere hoeveelheid lichaamswater: bij mannen bedraagt die 63, bij vrouwen 52. Er zal dan ook bij vrouwen bij een gelijke hoeveelheid vochtopname een grotere verdunning optreden. In de hele groep correleerde de vochtopname positief met het lichaamsgewicht en omgekeerd met de plasmanatriumconcentratie.
Vergelijking tussen een marathon en de Vierdaagse
De Nijmeegse Vierdaagse is een uniek evenement en daardoor is er geen vergelijking mogelijk van de resultaten die Eijsvogels et al. presenteren en die van bestaande literatuur. In de tabel 1 hebben wij een vergelijking gemaakt met de bevindingen tijdens een marathonloop.5 6 Het is duidelijk dat de personen en het type inspanning aanzienlijk verschillen. Toch zijn er ook interessante overeenkomsten, die kunnen bijdragen aan een goede advisering van wandelaars die hun deelname aan de Vierdaagse voorbereiden. Zo is het totale energieverbruik tijdens beide lopen vergelijkbaar en is er een toename van de lichaamstemperatuur. Ook spelen dezelfde predisponerende factoren voor het ontstaan van elektrolytstoornissen een rol.
Het advies betreffende vochtopname is voor de Vierdaagsewandelaars nog onvoldoende uitgekristalliseerd. De enorme variatie van vochtopname tijdens de wandeltocht heeft – voor zover gemeten – niet geleid tot ernstige stoornissen in de elektrolythuishouding met klinische consequenties. Indien mogelijk zou een vergelijking met de resultaten van de gecollabeerde wandelaars uit 2006 aanvullende informatie kunnen verschaffen.
Het sturen van de vochtbalans door bewaking van het lichaamsgewicht, zoals Eijsvogels et al. voorstellen, levert nuttige gegevens op. Het is ook eenvoudig, indien realiseerbaar. Misschien kan een bepaalde groep wandelaars hiervoor worden geselecteerd op grond van hun medische voorgeschiedenis en medicijngebruik. Waarschijnlijk is een eindgewicht na een dag wandelen dat 2 kg ligt onder het begingewicht in overeenstemming met euvolemie, net zoals bij marathonlopers. Een hoger gewicht wijst op overhydratie, een lager op dehydratie. Ook kan dan onderzoek worden gedaan naar de optimale samenstelling van het opgenomen vocht tijdens het wandelen. Ook hier zou wel eens kunnen blijken dat deze samenstelling er weinig toe doet en dat vooral de hoeveelheid zout nauwelijks invloed heeft op het al of niet ontstaan van een hyponatriëmie.
Al met al dient men zich te realiseren dat het lopen van een Vierdaagse aanzienlijke fysiologische veranderingen teweegbrengt. Maar ook blijkt dat deze veranderingen nauwelijks tot geen klinische consequenties hebben, zelfs niet bij een niet geheel gezonde populatie. Hierbij moet men er wel rekening mee houden dat de loopomstandigheden in 2007 relatief gunstig waren en dat andere resultaten worden verkregen onder extremere omstandigheden. Het vervolg van dit langlopende onderzoek kan deze vragen misschien beantwoorden.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Literatuur
Saanen J, Vroegop MP, Deuren M van, Grunsven PM van, Vugt AB van. Wandelen in de zon: hitteberoerte en hitte-uitputting tijdens de Nijmeegse Vierdaagse 2006. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1549-52.
Eijsvogels TMH, Thijssen DHJ, Poelkens F, Binkhorst M, Wouters CW, Schouwenberg BJJW, et al. Fysieke risico’s tijdens het lopen van de Nijmeegse Vierdaagse in 2007: elektrolytendisbalans bij 1 op de 5 wandelaars. Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1571-8.
Meinders AJ, Meinders AE. Hyponatriëmie tijdens een duurloop: door overmatige vochtinname. Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:581-7.
Almond CS, Shin AY, Fortescue EB, Mannix RC, Wypij D, Binstadt BA, et al. Hyponatremia among runners in the Boston Marathon. N Engl J Med. 2005;352:1550-6.
Noakes TD, Myburgh KH, Plessis J du, Lang L, Lambert M, Riet C van der, et al. Metabolic rate, not percent dehydration, predicts rectal temperature in marathon runners. Med Sci Sports Exerc. 1991;23:443-9.
Cheuvront SN, Haymes EM. Thermoregulation and marathon running: biological and enviromental influences. Sports Med. 2001;31:743-62.
Reacties