Het 'late-onset' type congenitale rubellasyndroom

Klinische praktijk
I.T. Merth
E.J.A. Gerritsen
M.J.D. van Tol
W.H. Stokvis
H.T. Weiland
J.M. Vossen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:2203-6
Abstract

Samenvatting

Naar aanleiding van 2 ziektegeschiedenissen wordt een bijzondere vorm van het congenitale rubellasyndroom, namelijk het late-onset-type, besproken. De symptomen van dit syndroom zijn: onvoldoende lichaamsgroei, chronische diarree, hepatosplenomegalie, interstitiële pneumonie, psychomotorische retardatie met neiging tot hypertonie, voedingsmoeilijkheden en huidafwijkingen. Bij immunologisch onderzoek wordt een uitgesproken dysimmunoglobulinemie gevonden met meestal een sterk verlaagd serum-IgG en -IgA en een sterk verhoogd serum-IgM. De specifieke antistofproduktie en de T-cel-afhankelijke immuniteit zijn bij de meeste patiënten gestoord. Bij velen kunnen circulerende immuuncomplexen worden aangetoond.

De prognose is voor de meeste patiënten slecht. In sommige gevallen kunnen de immunologische afwijkingen gunstig worden beïnvloed door het toedienen van hoge doses gammaglobuline of het verrichten van plasmaferese. Het gewijzigde vaccinatiebeleid moet optimale bescherming bieden tegen deze ernstige congenitale infectie.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Afd. Kindergeneeskunde: I.T.Merth, E.J.A.Gerritsen en prof.dr.J.M.Vossen, kinderartsen; M.J.D.van Tol, immunoloog; W.H.Stokvis, assistent-geneeskundige.

Centraal Klinisch Virologisch Laboratorium: dr.H.T.Weiland, medisch microbioloog.

Contact I.T.Merth

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties