Herziene richtlijn 'Vasectomie' van de Nederlandse Vereniging voor Urologie

Klinische praktijk
G.R. Dohle
E.J.H. Meuleman
J.W. Hoekstra
H.J. van Roijen
W. Zwiers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2728-31
Abstract

Samenvatting

- Sterilisatie van de man door middel van vasectomie is een betrouwbare en weinig ingrijpende manier van anticonceptie.

- Voornaamste problemen rondom vasectomie zijn onvoldoende patiëntenvoorlichting, problemen van de ingreep, zoals infecties en nabloeding (4-22), chronische scrotale pijn na de ingreep (2-5) en spontane rekanalisatie met herstel van de fertiliteit (0,03-1,2).

- De kans dat men spijt krijgt van de ingreep neemt toe bij mannen die zich op jonge leeftijd laten opereren en bij mannen zonder eigen kinderen. Na 10 jaar heeft 2,4 een hersteloperatie (vasovasostomie) ondergaan, meestal vanwege een hernieuwde kinderwens in een nieuwe relatie.

- Vasectomie is een electieve en medisch niet-noodzakelijke ingreep die hoge eisen stelt aan indicatiestelling, voorlichting, toestemming en verslaglegging. Onvoldoende voorlichting kan leiden tot problemen na de ingreep, zoals het achterwege laten van spermacontrole, en tot juridische procedures bij zwangerschap en complicaties.

- Bij semenanalyse is naast azoöspermie bij het eerste onderzoek na 3 maanden ook de aanwezigheid van minder dan 100.000 niet-motiele zaadcellen per ml voldoende om te concluderen dat de ingreep succesvol was.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2728-31

Auteursinformatie

Erasmus MC, afd. Urologie, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam.

Hr.dr.G.R.Dohle, uroloog.

VU Medisch Centrum, afd. Urologie, Amsterdam.

Hr.dr.E.J.H.Meuleman, uroloog.

Jeroen Bosch Ziekenhuis, afd. Urologie, ’s-Hertogenbosch.

Hr.dr.J.W.Hoekstra, uroloog.

St. Elisabeth Ziekenhuis, afd. Urologie, Tilburg.

Hr.dr.H.J.van Roijen, uroloog.

Máxima Medisch Centrum, afd. Urologie, Veldhoven.

Hr.mr.W.Zwiers, uroloog.

Contact hr.dr.G.R.Dohle (g.r.dohle@erasmusmc.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

F.A.L.
van der Horst

Nieuwegein, januari 2006,

Onlangs vatten collegae Dohle et al. de herziene richtlijn ‘Vasectomie’ van de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) (2005:2728-31) samen. Een wens tot herziening was reeds langere tijd geuit door klinisch chemici en klinisch embryologen, onder wiens verantwoordelijkheid de semenanalysen na vasectomie meestal plaatsvinden. De reden hiervoor was dat, ondanks het feit dat een geslaagde vasectomie wordt vastgesteld met behulp van de semenanalyse, de oorspronkelijke NVU-richtlijn uit 1996 onvoldoende voorzag in de behoefte aan duidelijke en onderbouwde procedures voor het uitvoeren van dit onderzoek. Het vaststellen van een azoöspermie in een preparaat is sterk afhankelijk van de procedure, die bijvoorbeeld het wel of niet centrifugeren van het preparaat en de toegepaste centrifugaalkracht hierbij kan omvatten.1 Ook het semenvolume dat wordt geanalyseerd is van belang voor de zekerheid waarmee een azoöspermie kan worden aangetoond en voor de nauwkeurigheid waarmee de concentratie spermatozoa kan worden bepaald.2 In urologische artikelen wordt slechts incidenteel aandacht besteed aan deze basale aspecten en worden de gevolgen van statistische wetmatigheden bij het vaststellen van een azoöspermie vaak veronachtzaamd. In plaats van de vermeende fysiologische oorzaken kan het opnieuw verschijnen van zaadcellen na een eerdere uitslag ‘azoöspermie’3 vaak afdoende worden verklaard door deze statistische wetmatigheden.2 Daarnaast wordt met het criterium van 100.000 niet-motiele zaadcellen per ml om de semenanalyse te herhalen verondersteld dat de spermaconcentratie met de aangegeven significantie kan worden bepaald. Dit echter is in de praktijk niet mogelijk. Het zou in zijn algemeenheid richtlijnen ten goede komen wanneer laboratoriumspecialisten structureel betrokken worden bij het opstellen daarvan. Om deze reden is, bijvoorbeeld, enkele jaren geleden een gemeenschappelijke Stuurgroep Semen opgericht door de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (door de auteurs abusievelijk aangeduid als ‘Nederlandse Vereniging van Klinisch Chemici’) en de Nederlandse Vereniging voor Klinisch Embryologen, waarvan aanpalende specialismen in kennis zijn gesteld. Door de betrokkenheid van laboratoriumspecialisten kan worden voorkomen dat richtlijnen tekortkomingen bevatten met betrekking tot de diagnostische aspecten. Wij gaan daarom graag in op het in de richtlijn geformuleerde verzoek om met een advies te komen voor de correcte uitvoering van de semenanalyse na vasectomie. Helaas is slechts een gering aantal goed uitgevoerde klinische studies beschikbaar, waarbij de uitvoering van de semenanalyse adequaat gedocumenteerd is. Dit laatste is van wezenlijk belang voor de interpretatie van de gegevens. Binnenkort zal de Stuurgroep Semen een ‘expert meeting’ over de semenanalyse na vasectomie houden, waarbij vanzelfsprekend de opstellers van de richtlijn zijn betrokken. Wij hopen met deze benadering te kunnen komen met de gewenste aanvulling op de richtlijn van de NVU, hoewel niet op voorhand kan worden uitgesloten dat op grond van de resultaten de in de richtlijn geformuleerde criteria voor een geslaagde vasectomie eveneens moeten worden bijgesteld.

F.A.L. van der Horst
A. Wolthuis
J.W.A. de Vries
A. Wetzels
E.G.J.M. Arts
C. Beijer
M.H.J.M. Curfs
T.L. Njo
R.F.A. Weber
Literatuur
  1. Corea M, Campagnone J, Sigman M. The diagnosis of azoospermia depends on the force of centrifugation. Fertil Steril. 2005;83:920-2.

  2. Kvist U, Björndahl L, editors. Manual on basic semen analysis. Oxford: Oxford University Press; 2002.

  3. Griffin T, Tooher R, Nowakowski K, Lloyd M, Maddern G. How little is enough? The evidence for post-vasectomy testing. J Urol. 2005;174:29-36.

Rotterdam, februari 2006,

De auteurs van de herziene richtlijn ‘Vasectomie’ van de NVU waarderen de kritische kanttekeningen die de Stuurgroep Semen van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde (NVKC) heeft gemaakt. Zoals bij iedere laboratoriumbepaling dient er rekening te worden gehouden met een zekere foutmarge in de bepaling en is het niet altijd mogelijk om zeer exact aan te geven hoeveel zaadcellen er zich nog bevinden in het ejaculaat na de vasectomie. De auteurs van de herziene richtlijn ‘Vasectomie’ waren zich bewust van deze problematiek en hebben er daarom voor gekozen niet zelf een aanbeveling voor de uitvoering van de semenanalyse op te stellen, maar dit over te laten aan de experts van de NVKC. Tevens is verwezen naar de uitgebreide handleiding van de WHO inzake de uitvoering van de semenanalyse.1 Op grond van de literatuur is gekozen voor de aanbeveling dat van verdere semencontroles kan worden afgezien indien er minder dan 100.000 niet-bewegende zaadcellen per ml ejaculaat aanwezig zijn, omdat de kans op rekanalisatie bij deze mannen even groot is als bij mannen die een azoöspermie hebben. Alleen als er meer dan 100.000 niet-motiele zaadcellen/ml worden gevonden of motiele zaadcellen, dient het onderzoek te worden herhaald. Het is daarbij van groot belang dat dit wordt uitgevoerd door een gecertificeerde laborant om de kans op foute bepalingen te minimaliseren. Hiervoor worden jaarlijks cursussen georganiseerd onder auspiciën van de NVKC en bestaat er een kwaliteitscontroleprogramma voor de aangesloten laboratoria. Met belangstelling kijken wij uit naar de adviezen van de stuurgroep inzake semenanalyse na vasectomie.

G.R. Dohle,
Literatuur
  1. World Health Organization. WHO laboratory manual for the examination of human semen and sperm-cervical mucus interaction. 4th ed. Cambridge: Cambridge Uni-versity Press; 1999.