Hemodilutie op maat bij het acute herseninfarct met behulp van een 20%-albumine-oplossing en fysiologische zoutoplossing

Onderzoek
H. Goslinga
V. Eijzenbach
J.H.A. Heuvelmans
J.C.M. van de Nes
R.M. Kurk
P.D. Bezemer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1992;136:2422-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Het effect bepalen van normovolemische hemodilutie bij patiënten na een cerebrovasculair accident.

Opzet

Prospectieve, gerandomiseerde klinische trial.

Plaats

Sint Lucas Ziekenhuis te Amsterdam.

Methode

Normovolemische hemodilutie werd bereikt met behulp van bloedafneming en toediening van een 20-albumine-oplossing plus kristallijne infusievloeistoffen onder hemodynamische en reologische bewaking in de acute fase van het herseninfarct. Alle patiënten ontvingen algemene intensive care-behandeling en bewaking met een A. pulmonalis-catheter. Deze vloeistoftherapie-op-maat werd gestuurd door een pulmonale wiggedruk van 12 mmHg (SD 3) en een hematocriet (Ht) van 0,32 ll (SD 0,02). De controlegroep ontving alleen per individu gedoseerde rehydratie met kristallijne infusievloeistoffen. Eindpunten van het onderzoek na 3 maanden waren sterfte en afhankelijkheidonafhankelijkheid met betrekking tot het dagelijks functioneren.

Resultaten

De resultaten waren niet significant verschillend bij vergelijking van de totale hemodilutie- en controlegroep. In de subgroep met normale Ht echter (< 0,45 ll; n = 201) was er een significante daling (p < 0,05) in sterfte na 3 maanden (van respectievelijk 27 tot 16) en een toename van de onafhankelijkheid thuis (van respectievelijk 35 tot 48) als gevolg van viscositeitsverlaging door middel van hemodilutie met albumine (een specifiek viscositeitseffect in de normovolemische groep). In de controlegroep met verhoogde Ht (dehydratie; Ht ≥ 0,45 ll; n = 50) was er een significante daling (p < 0,005) in sterfte na 3 maanden (van respectievelijk 27 tot 8) en een toename van de onafhankelijkheid thuis (van respectievelijk 35 tot 59) ten opzichte van de normale-Ht-controlegroep zonder tekenen van dehydratie (Ht < 0,45 ll; n = 102), ten gevolge van rehydratie met uitsluitend kristallijne infusievloeistoffen (een specifiek rehydratie-effect in de gedehydreerde groep).

Conclusie

Bij patiënten met een cerebrovasculair accident dient hemodilutie op het individu te worden afgestemd; bij normovolemische patiënten moet hemodilutie worden uitgevoerd met een albumine-oplossing; hoe hoger de Ht, hoe meer rehydratie met fysiologische zoutoplossing dient te worden uitgevoerd.

Auteursinformatie

Sint Lucas Ziekenhuis, afd. Anesthesiologie en Intensive Care, Jan Tooropstraat 164, 1061 AE Amsterdam.

Dr.H.Goslinga, anesthesist; mw.V.Eijzenbach, arts-fysioloog; ing.J.H.A.Heuvelmans, medisch technoloog; J.C.M.van de Nes, neuroloog; R.M.Kurk, internist.

Vrije Universiteit, vakgroep Theorie der Geneeskunde, Epidemiologie en Biostatistiek, Amsterdam.

Dr.ir. P.D.Bezemer, epidemioloog-statisticus.

Contact dr.H.Goslinga

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties