Goede resultaten van subfasciale endoscopie als behandeling van insufficiënte Vv. perforantes

Onderzoek
C.H.A. Wittens
E.C.M. Bollen
D.R. Kool
H. van Urk
T. Mul
H.J.K.P. van Houtte
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:1200-4
Abstract

Samenvatting

Insufficiënte Vv. perforantes zijn vaak de oorzaak van recidief-varicosis met huidafwijkingen ter hoogte van het onderbeen, in het bijzonder bij het posttrombotisch syndroom. Subcutane en subfasciale exploraties worden gecompliceerd door wondstoornissen in ongeveer 35 van de gevallen. Een nieuwe techniek voor de lokalisatie en behandeling van insufficiënte Vv. perforantes wordt beschreven.

Via een kleine incisie aan de anteromediale zijde in het proximale één derde deel van het onderbeen wordt de fascie dwars over 2 cm geïncideerd en de subfasciale ruimte met behulp van de vinger geopend. Een mediastinoscoop (lengte 18 cm, diameter 12 mm) wordt vervolgens geïntroduceerd en subfasciaal opgevoerd tot aan de mediale malleolus. A vue worden de Vv. perforantes gelokaliseerd en geligeerd met behulp van ‘hemoclips’.

Bij 48 patiënten, 15 mannen en 33 vrouwen, met een gemiddelde leeftijd van 53 (22-73) jaar, werden 54 benen behandeld: 40 maal betrof het recidief-varicosis ten gevolge van insufficiënte Vv. perforantes met ernstige huidafwijkingen en ulcera en 14 maal betrof het primaire varicosis. Alle patiënten hadden klachten van moeheid en pijn in de benen.

Postoperatief waren de klachten ten aanzien van 49 benen (44 patiënten) verminderd en van 5 (4 patiënten) hetzelfde gebleven. Tweemaal werd een geïndureerde wond gezien en eenmaal een wonddehiscentie. Bij 1 patiënt ontstond beiderzijds een ernstige subfasciale abcedering, waarvoor een tweede interventie noodzakelijk was.

De voordelen van de subfasciale endoscopie, een snelle operatieve procedure, minder wondinfecties (9,3), een goed kosmetisch resultaat en een laag (2,5 na 3,8 jaar) recidiefulcuspercentage, maken deze een waardevolle behandeling van insufficiënte Vv. perforantes.

Auteursinformatie

St. Fransiscus Gasthuis, afd. Heelkunde, Kleiweg 500, 3045 PM Rotterdam.

C.H.A.Wittens en T.Mul, chirurgen.

De Wever Ziekenhuis, afd. Algemene Heelkunde, Heerlen.

E.C.M.Bollen en H.J.K.P.van Houtte, chirurgen.

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Heelkunde, Rotterdam.

D.R.Kool, assistent-geneeskundige; H.van Urk, chirurg.

Contact C.H.A.Wittens

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.M.A.
Krijnen

Amsterdam, juni 1993,

In het boeiende artikel van Wittens et al. (1993; 1200-4) wordt een prevalentie van varicosis van ongeveer 2% opgegeven. Dit is onzes inziens een onderschatting. Varicosis is een zo veel voorkomend en zo belangrijk gezondheidsprobleem, dat zelfs gesproken kan worden van een volksziekte. Uit enkele grote onderzoeken komt een prevalentie van 15 tot 50% naar voren.1-4 De zeer wisselende opgave van de prevalentie wordt veroorzaakt door de verschillende definities die gehanteerd worden voor varicosis.5 Zichtbare venectasieën en intracutane varices zonder hemodynamische consequenties komen bij zeker de helft van de bevolking voor.24 Klinisch relevante varicosis, met uitgesproken reticulaire varices, stamvaricosis of ‘blow-outs’, wordt gezien bij 10 tot 20% van de bevolking;34 1 tot 2% van de bevolking heeft een aanwezig of genezen veneus ulcus cruris.15

Personen met varicosis accepteren veel wat betreft hun aandoening en daarmee samenhangende klachten. Uit een groot buitenlands onderzoek bleek dat slechts 1 op de 5 personen met varicosis een arts consulteert.2 Ook in een nu door ons verricht epidemiologisch onderzoek blijkt dat maar weinig personen met varicosis bij een arts bekend zijn. Wij hopen er met deze aanvulling op te wijzen dat varicosis vaker voorkomt dan wordt gedacht, waarmee het belang van het genoemde artikel nog eens wordt onderstreept.

R.M.A. Krijnen
E.M. de Boer
Literatuur
  1. Widmer LK, Plechl SC, Leu HJ, et al. Venenerkrankungen bei 1800 Berufstätigen. Basler Studie II. Schweiz Med Wochenschr 1967; 97: 107-10.

  2. Eberth-Willershausen W, Marshall M. Prävalenz. Risikofaktoren und Komplikationen peripherer Venenerkrankungen in der Münchner Bevölkerung. Hautarzt 1984; 35: 68-77.

  3. Maffei FHA, Magaldi C, Pinho SZ, et al. Varicose veins and chronic venous insufficiency in Brazil: prevalence among 1755 inhabitants of a country town. Int J Epidemiol 1986; 15: 210-7.

  4. Fischer H. Sozioepidemiologische Studie uber die Venenleiden bei einer erwachsenen Wohnbevölkerung in der Bundesrepublik Deutschland. Phlebol Proktol 1980; 9: 147-52.

  5. Madar G, Widmer LK. Varicosis und chronische venöse Insuffizienz. Geringfügige Gesundheidsstörung oder Krankheit? Eine kritishe Literaturübersicht. Phlebol Proktol 1990; 19: 69-79.

C.H.A.
Wittens

Rotterdam, juli 1993,

De term ‘prevalentie’ is in ons artikel incorrect gebruikt, daar getracht is een schatting te geven van het aantal patiënten dat in verband met varices een arts consulteert. Het is dan ook terecht dat Krijnen en De Boer aan de hand van hun epidemiologische onderzoek en andere literatuurgegevens verduidelijken dat de echte prevalentie een veelvoud is van de vermelde 2%, waarvoor dank.

C.H.A. Wittens