'Globus'; reëel of virtueel?

Klinische praktijk
G.J. Gerritsen
H.W. Tilanus
P.P.M. Knegt
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1385-7

Dames en Heren,

Het begrip ‘globus’ kan worden gerelateerd aan hinderlijke sensaties in de keel die voornamelijk worden gekenmerkt door een ‘propgevoel’. Soms is er sprake van dysfagie, evidente pijn of gewichtsverlies. Een veel gehoorde klacht van patiënten met globusgevoelens is: ‘Als ik slik voel ik niets in de keel, maar als ik niet slik, voel ik juist wel iets.’ De klachten zijn bij de meeste patiënten (82) wisselend van aard en bestaan over het algemeen al langere tijd.1 Globusgevoelens komen vooral voor op middelbare leeftijd en bij driemaal zoveel vrouwen als mannen.1 Van de patiënten die voor het eerst een KNO-polikliniek bezoeken, heeft 4 á 5 globusgevoelens.2 Vroeger werd verondersteld dat globusgevoelens uitsluitend psychogeen van aard waren, omdat ze een ‘brok in de keel’ geven en bij ieder mens door emoties kunnen worden geprovoceerd.3 Uit de literatuur bleek bovendien dat 53 van de patiënten na…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Dr.Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Afd. KNO-Heelkunde: dr.G.J.Gerritsen en P.P.M.Knegt, KNO-artsen.

Afd. Heelkunde: dr.H.W.Tilanus, chirurg.

Contact dr.G.J.Gerritsen

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

M.
van Blankenstein

Rotterdam, augustus 1990,

De zeer waardevolle klinische les van collegae Gerritsen, Tilanus en Knegt is voor mij aanleiding tot een opmerking (1990;1385-7).

Op bladzijde 1386: ‘Endoscopie van farynx en cervicale oesophagus dient star te worden verricht. Flexibele endoscopie is onbetrouwbaar voor de beoordeling van het slijmvlies van de farynx en de regio onder het cricoïd’.

Met behulp van moderne fiberoptische apparatuur in deskundige handen is het heel goed mogelijk endoscopisch onderzoek te verrichten van de slokdarm tot en met de bovenste sfincter, terwijl tumoruitbreiding in de hypofarynx zeer goed waarneembaar is.

Ik zou zelfs een stap verder willen gaan en stellen dat er voor de starre oesofagoscopie in 1990 geen plaats meer is. Deze ingreep die een perforatie-frequentie heeft tussen de 0,11 en 1,9%1 en die onder narcose dient te worden verricht, biedt geen enkel voordeel boven de fiberoptische techniek, die zonder, of met lichte sedatie kan worden verricht. In deskundige handen komen perforaties bij diagnostische scopieën praktisch niet voor (0,02%),2 terwijl fiberoptisch onderzoek tevens gelegenheid biedt voor inspectie van het oesophagus- en cardiagebied van zowel van boven als van onder, en daarnaast de rest van de maag en het duodenum. Het is duidelijk dat een omslachtige techniek als de starre oesofagoscopie met bijbehorende narcose een sterk remmend effect zal hebben op de bereidheid van de arts om onderzoek in te stellen en van de patiënt om het te ondergaan bij slikklachten, en dat hierdoor juist uitstel van endoscopische diagnostiek, bij een maar al te vaak voorkomende negatieve uitslag van het röntgenonderzoek, in de hand wordt gewerkt. In gevallen van röntgenologisch niet verklaarde slikklachten is fiberoptische endoscopie op korte termijn een patiënt-vriendelijke, poliklinisch uitvoerbare en trefzekere diagnostische techniek.

M. van Blankenstein
Literatuur
  1. Savary M, Miller G. Der Ösophagus. Tabelle III. Solothurn, Schweiz: Gassmann, 1977: 16.

  2. Seifert E. Complications of endoscopic manipulation and dilatation-How do we prevent a catastrophe? Current Topics in Gastroenterology and Hepatology. Stuttgart: Thieme, 1990: 211.

G.J.
Gerritsen

Rotterdam, augustus 1990,

Wij zijn collega Van Blankenstein dankbaar voor zijn aanvullende opmerking. Met behulp van moderne, geavanceerde endoscopische apparatuur voor flexibele endoscopie kunnen tumoren van de slokdarm vroegtijdig worden ontdekt. Dit geldt ook voor tumoren van het cervicale deel van de oesophagus met uitbreiding naar de hypofarynx. De ervaring leert dat de flexibele endoscopie in ons ziekenhuis dan ook een belangrijke rol speelt in de vroege diagnostiek van het oesophaguscarcinoom.

Indien er echter sprake lijkt te zijn van carcinoom hoog in de slokdarm gelokaliseerd, direct achter het cricoïd (postcricoïdgebied = hypofarynx), dient het endoscopische onderzoek met zogenaamde starre scoop te worden verricht. Niet zo zeer om de bij flexibele endoscopie storende slikreflex te vermijden, maar meer om een betrouwbare indruk te krijgen over de lokalisatie van de afwijking in samenhang met de trachea en de larynx. Eventuele aantasting en ingroei van deze structuren kunnen dan worden gediagnostiseerd en de mucosauitbreiding van de tumor kan worden bepaald. In geval van tumor kunnen tevens in dezelfde zitting een laryngoscopie en tracheoscopie worden verricht. Bovengenoemde bevindingen hebben verregaande gevolgen voor de behandeling. Te denken is aan de omvang van de resectie, het type reconstructie of de consequenties van een eventuele radiotherapeutische behandeling. Overige regio's van de hypofarynx, zoals de sinus piriformis en de achterwand van de farynx, worden om dezelfde reden ook altijd met starre endoscoop beoordeeld.

G.J. Gerritsen
H.W. Tilanus
P.P.M. Knegt