In zijn bespreking van het Gezondheidsraad-rapport over het gebruik van benzodiazepinen (1999:551-2) vermeldt Rooijmans het advies van de commissie om, indien een benzodiazepine nodig lijkt, een kortwerkend preparaat voor te schrijven. Deze aanbeveling lijkt voor de hand te liggen, maar is dat wel zo? Immers, wanneer men dier of mens tot een bepaald gedrag wil conditioneren, is een snelle beloning van dat gedrag een voorwaarde. Welnu, een kortwerkende benzodiazepine werkt meestal vlug en geeft op diemanier een snelle beloning. De patiënt wordt dan gemakkelijk geconditioneerd om dat middel te blijven gebruiken. Het einde van de werking van een dergelijke benzodiazepine zal doorgaans in korte tijd optreden. Dit zou de patiënt als een gemis kunnen ervaren en hem naar een volgende dosis doen uitzien. De vraag komt op of het niet meer voor de hand ligt om niet een kortwerkend, maar juist een langwerkend middel, met een geleidelijk beginnend en evenzo eindigend effect, te verstrekken (bijvoorbeeld chloordiazepoxide, een middel waar, zover mij bekend, inderdaad maar weinig mensen van afhankelijk zijn). De patiënt zal over zo'n middel niet zo tevreden zijn, want hij merkt er om begrijpelijke reden minder van, maar zou wel meer worden behoed voor afhankelijkheid.