Gewichtsverlies, serumnatriumconcentratie en restverschijnselen bij patiëntjes met hypertone dehydratie door onvoldoende borstvoeding

Onderzoek
J.M. Breuning-Boers
P. van Dommelen
J.P. van Wouwe
P.H. Verkerk
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:904-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Bepalen van de samenhang van gewichtsverlies en restverschijnselen bij pasgeborenen met hypertone dehydratie door onvoldoende borstvoeding enerzijds en de serumnatriumconcentratie anderzijds, en bepalen van de sensitiviteit van de vuistregel: ‘bij minder dan 10 gewichtsverlies heeft de baby geen hypertone dehydratie door onvoldoende borstvoeding’.

Opzet

Systematische literatuurstudie.

Methode

In Medline werd met behulp van de zoekterm ‘dehydration AND breastfeeding’ gezocht naar casuïstische mededelingen over patiënten met ‘hypertone dehydratie door onvoldoende borstvoeding’. Vervolgens werd verder gezocht in de literatuurlijsten van de gevonden artikelen. Geïncludeerd werden artikelen uit de jaren 1970-2004 in de Nederlandse, Engelse, Franse en Duitse taal. Alle casussen, waarbij de auteur de diagnose ‘hypertone dehydratie door onvoldoende borstvoeding’ stelde, werden geïncludeerd.

Resultaten

Er werden 47 artikelen gevonden, met daarin 128 geschikte casussen. Bij deze casussen hadden 9 betreffende kinderen minder dan 10 gewichtsverlies, zodat de sensitiviteit van de 10-vuistregel 93 was. Er was een lineaire relatie tussen het percentage gewichtsverlies en de serumnatriumconcentratie (pearson-correlatiecoëfficiënt = 0,71; p < 0,001). Per 10 gewichtsverlies nam de serumnatriumconcentratie met 16 mmol/l (95-BI: 13-19) toe. Naarmate de serumnatriumconcentratie hoger was, nam het vóórkomen van restverschijnselen toe. Bij minder dan 10 gewichtsverlies waren er geen restverschijnselen beschreven.

Conclusie

Er was een tamelijk sterk lineair verband tussen gewichtsverlies en serumnatriumconcentratie. Bij meer dan 10 gewichtsverlies lag de serumnatriumconcentratie buiten de referentiewaarden. De vuistregel had een hoge sensitiviteit. Nader onderzoek naar de specificiteit ervan is echter gewenst alvorens de regel geïmplementeerd kan worden.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:904-8

Auteursinformatie

TNO Kwaliteit van Leven, afd. Jeugd, Preventie en Bewegen, Postbus 2215, 2301 CE Leiden.

Mw.dr.J.M.Breuning-Boers, arts-onderzoeker; mw.drs.P.van Dommelen, statisticus; hr.dr.J.P.van Wouwe, kinderarts; hr.dr.P.H.Verkerk, arts-epidemioloog.

Contact mw.dr.J.M.Breuning-Boers (jm.breuning-boers@pg.tno.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties