Gevoeligheid en snelheid van de voorafgaande cel- en weefseldiagnostiek bij primair chirurgisch behandelde borstkankerpatiënten in twee ziekenhuizen, bepaald met behulp van PALGA-gegevens

Result and process testing of cell and tissue diagnostics, including the sentinel-gland procedure, executed on patients who underwent a primary surgical intervention for mammary carcinoma.

Design

Retrospective.

Method

In a group of 191 women who underwent 192 primary surgical interventions for breast cancer in 2002, data from the Pathological-Anatomical National Computerised Archive (PALGA) were examined with regard to which form of cell or tissue diagnosis was used and in how many stages the cancer diagnosis was morphologically established with sufficient certainty.

Results

In three-quarters of the women the diagnosis ‘cancer’ was established with certainty in the first stage. When the initial diagnosis was made using fine-needle cytological puncture, 35 of the 81 women had to undergo a second diagnostic test; with histological tests using needle biopsies this was 10 out of 92. The false-negative chance of fine-needle cytological tests was 13 (95 CI: 8-22) and for tests involving large-core needle biopsies 14 (95 CI: 8-23). A delay in treatment of more than 4 months occurred in 6 women due to the cancer being missed. A sentinel-gland procedure was performed on 58 of the women. In 33 women who underwent pre-operative ultrasound with fine-needle cytological testing of the axillary glands, the sensitivity for axillary gland metastases was 74 (95 CI: 53-87).

Conclusion

Looked at in terms of the practical guideline for diagnosis of breast cancer the cell and tissue diagnoses were adequate, but the standards prescribed in that guideline for the chances of a false-negative (5) were exceeded.

Samenvatting

Doel

Uitkomst- en procestoetsing van cel- en weefseldiagnostiek, inclusief de schildwachtklierprocedure, uitgevoerd bij patiënten die een primair chirurgische behandeling ondergingen wegens mammacarcinoom.

Opzet

Retrospectieve studie.

Methode

Bij een groep van 191 vrouwen bij wie in totaal 192 primair chirurgische behandelingen wegens mammacarcinoom in 2002 waren uitgevoerd, werd aan de hand van gegevens van het Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) nagegaan met welke vorm van cel- of weefseldiagnostiek en in hoeveel stappen de carcinoomdiagnose morfologisch met voldoende zekerheid was vastgesteld.

Resultaten

Bij driekwart van de vrouwen werd al in de eerste ronde de diagnose ‘carcinoom’ met zekerheid gesteld. Wanneer punctiecytologisch onderzoek als eerste diagnosticum werd gebruikt, moesten 35 van de 81 vrouwen een tweede diagnostisch onderzoek ondergaan, bij histologisch onderzoek met naaldbiopten 10 van de 92. De fout-negatiefkans van punctiecytologisch onderzoek bedroeg 13 (95-BI: 8-22) en van onderzoek met dikkenaaldbiopten 14 (95-BI: 8-23). Bij 6 vrouwen was een vertraging van de behandeling met meer dan 4 maanden ontstaan vanwege het missen van het carcinoom. Bij 58 van de vrouwen was een schildwachtklierprocedure uitgevoerd. Bij 33 vrouwen, die preoperatieve echografie met punctiecytologisch onderzoek van oksellymfklieren ondergingen, bedroeg de sensitiviteit voor oksellymfkliermetastasen 74 (95-BI: 53-87).

Conclusie

Gespiegeld aan de praktijkrichtlijn voor diagnostiek van mammacarcinoom voldeden de cel- en weefseldiagnostiek, maar de in die richtlijn gestelde normen voor de fout-negatiefkans (5) werden overschreden.