Geen insuline of toch wel? En welke dan?

Klinische praktijk
Cees J. Tack
Floris A. van de Laar
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:D4583
Abstract
Download PDF
Kernpunten
  • Patiënten met diabetes mellitus type 2 die onvoldoende baat hebben van een combinatie van glucoseverlagende geneesmiddelen, kunnen insuline gaan gebruiken.
  • Alternatieven voor insulinebehandeling zijn leefstijlinterventie gericht op gewichtsverlies en extra glucoseverlagende geneesmiddelen, maar die zijn niet altijd succesvol.
  • Als een patiënt voor insuline kiest, wordt vrijwel altijd basale insuline voorgeschreven.
  • De verschillen tussen de beschikbare basale insulinepreparaten bij de behandeling van patiënten met diabetes mellitus type 2 zijn gering.

Casus

De huisarts verwees een 55-jarige man naar de internist omdat hij ‘niet wil gaan spuiten’. Vier jaar eerder was bij hem diabetes mellitus type 2 vastgesteld; hij was toen moe, zag wazig, had een positieve familieanamnese en hij woog 102 kg (BMI: 33 kg/m2). Met hulp van een diëtiste was zijn gewicht inmiddels gedaald tot 94 kg (BMI: 30 kg/m2). Zijn bloeddruk was licht verhoogd en zijn nierfunctie niet afwijkend; er was wel microalbuminurie. De patiënt had geen polyneuropathie. Met glimepiride 4 mg en metformine 850 mg 3 dd was de glucoseregulatie inmiddels echter onvoldoende: zijn HbA1c-waarde was 71 mmol/mol. Zijn huisarts raadde hem aan insuline te gaan gebruiken, maar de patiënt wilde dat niet. Hij voelde zich goed en had helemaal geen last van de diabetes.

Is er een alternatief voor behandeling met insuline?

artikel

Beschouwing

De behandeling van diabetes mellitus type 2 is sterk geprotocolleerd, en gebeurt in Nederland conform de NHG-standaard ‘Diabetes mellitus type 2’ en de behandelrichtlijn van de Nederlandse Internisten Vereniging, die met name over insulinebehandeling gaat.1,2 Bij een man van deze leeftijd zonder belangrijke comorbiditeit en een aanzienlijke levensverwachting is het algemeen aanvaarde doel om te streven naar een HbA1c-concentratie van ≤ 53 mmol/mol, en daarnaast de cardiovasculaire risicofactoren optimaal te behandelen. Bij deze patiënt zou het HbA1c dus minimaal 18 mmol/mol moeten dalen. De NHG-standaard benadrukt de noodzaak om leefstijlveranderingen door te voeren en geeft aan welke behandelmogelijkheden daarvoor zijn. Voor de medicamenteuze behandeling geldt het zogenaamde stappenplan, waarbij stap 1 metformine is en in stap 2 een sulfonylureum(SU)-derivaat wordt toegevoegd. Dit is bij voorkeur gliclazide, maar een ander SU-derivaat bijvoorbeeld glimepiride, zoals bij onze patiënt, kan ook. Bij stap 3 wordt een middellang- of langwerkende insuline toegevoegd, in principe NPH-insuline. In de huidige versie van de NHG-standaard wordt behandeling met een dipeptidylpeptidase-4(DPP-4)-remmer of een glucagonachtige peptide-1-agonist (GLP-1a) als alternatief genoemd. Die laatste wordt op dit moment in combinatie met orale medicatie vergoed bij een BMI > 30 kg/m2,3tot recent lag deze grens bij een BMI > 35 kg/m2.4

Hoewel de NHG-standaard dit niet aanbeveelt zou aan de combinatie metformine met een SU-derivaat niet alleen een DPP-4 remmer of een GLP-1a kunnen worden toegevoegd, maar ook een ander oraal glucoseverlagend middel – op dit moment zijn daarvoor in Nederland eventueel acarbose, pioglitazon of een natrium-glucose-cotransporter-2(SGLT-2)-remmer beschikbaar.

Opties voor deze patiënt

1. Meer afvallen Weliswaar is de patiënt eerder al behoorlijk afgevallen, zo’n 8%, toch zou verdere gewichtsreductie een belangrijke bijdrage leveren aan de behandeling. De laatste tijd is er weer volop belangstelling voor leefstijlinterventies en er zijn tal van succesvol genoemde programma’s zoals ‘Herstelcirkel in de Wijk’. Begeleiding door een leefstijlcoach die gecombineerde leefstijlinterventies kan uitvoeren, valt onder voorwaarden in het basispakket.5,6 De praktijk is echter weerbarstig.7 Goede gerandomiseerde onderzoeken laten beperkte, tijdelijke effecten zien bij veelal geselecteerde groepen patiënten.8,9 Om de HbA1c-concentratie 15-20 mmol/mol te laten dalen is naar schatting een extra gewichtsverlies van ten minste 8-10 kg nodig,10 een aanzienlijke opgave. Als gewichtsdaling niet lukt met conventionele leefstijlinterventies is bariatrische chirurgie een optie. In Nederland komen patiënten met comorbiditeit als diabetes daarvoor in aanmerking als hun BMI hoger is dan 35 kg/m2. Er zijn echter onderzoeken die laten zien dat deze ingreep ook bij patiënten met een BMI van 30-35 kg/m2 effectief is.11 Uiteraard kan een operatie complicaties geven, ook op de lange termijn.

2. Meer pillen Een derde geneesmiddel toevoegen zal een gunstig effect hebben op de glucoseregulatie (tabel 1). Een DPP4-remmer erbij leidt gemiddeld tot een daling van de HbA1c-waarde met 7-9 mmol/mol. Toevoegen van een GLP-1a is iets effectiever en verlaagt de HbA1c-waarde met ongeveer 11-18 mmol/mol en verlaagt bovendien het lichaamsgewicht. Dit middel vereist echter een injectie en wordt momenteel niet vergoed in combinatie met glucoseverlagende geneesmiddelen bij een BMI < 35 kg/m2. Toevoegen van een SGLT-2-remmer verlaagt de HbA1c-concentratie gemiddeld ook met 7-9 mmol/mol, maar deze middelen worden niet aangeraden in de NHG-standaard. In andere internationale en nationale standaarden staan ze wel prominenter.12 In tal van landen wordt vaak pioglitazon toegevoegd; in Nederland selecteren artsen dit niet snel. Acarbose, ten slotte, heeft een beproefde staat van dienst, maar over het effect in combinatietherapie is minder bekend.13 Eigenlijk is van geen van de medicamenteuze opties te verwachten dat ze leiden tot een HbA1c onder de 53 mmol/mol. De reacties variëren echter van persoon tot persoon en deze patiënt zou geluk kunnen hebben dat het bij hem goed werkt. Theoretisch zouden zelfs 2 extra middelen kunnen worden toegevoegd, maar daar wordt in Nederland niet snel voor gekozen.

Tabel
Effect en vergoeding van diabetesmiddelen
Tabel | Effect en vergoeding van diabetesmiddelen

3. Toch insuline De meeste richtlijnen adviseren insuline toe te voegen als met 2 à 3 orale middelen het behandeldoel niet wordt behaald. Insuline is verreweg de effectiefste behandeling en is theoretisch in staat om de HbA1c-concentratie daadwerkelijk naar het gewenste doel te brengen. Basale insuline is daarbij meestal de eerste stap. Als dat niet leidt tot voldoende resultaat wordt kortwerkende insuline aan de behandeling toegevoegd. Insulinebehandeling heeft nadelen: het vereist injecties en bloedglucosezelfcontrole, en het leidt tot gewichtstoename en een toegenomen kans op het ontstaan van hypoglykemie.

Vervolg casus

We bespraken bovenstaande overwegingen uitgebreid met de patiënt. Hij gaf aan dat verdere gewichtsdaling echt niet haalbaar was. In gezamenlijk overleg kwamen we tot de conclusie dat er eigenlijk geen goed alternatief voor de insulinebehandeling was.

De vraag was nu: welke insuline kan het best worden gekozen?

Keuze tussen insulinesoorten

De meeste richtlijnen, inclusief de NHG-standaard, adviseren om allereerst basale, verlengdwerkende insuline voor te schrijven en de dosis geleidelijk op te hogen op geleide van de nuchtere glucosewaarden. Hoewel de NHG-standaard expliciet NPH-insuline als eerste keuze noemt, krijgen patiënten in Nederland, net zoals in de rest van de westerse wereld, meestal eerst de langwerkende insuline-analoog glargine (Lantus) (bron: Stichting Farmaceutische Kengetallen). Er is veel geschreven over de vergelijking tussen NPH-insuline en insuline glargine: de meeste onderzoeken laten geen of beperkt voordeel zien voor insuline glargine; er is met name een iets lagere kans op nachtelijke hypoglykemie.14 Het verschil in kosten lijkt niet meer relevant nu het biosimilar insuline glargine (Abasaglar beschikbaar komt en de prijs daarvan naar verluidt dicht bij die van NPH-insuline ligt, hoewel de prijsafspraken met de verzekeraars geheim zijn.

Daarnaast zijn inmiddels hooggeconcentreerd insuline glargine (300 U/mL, Toujeo) en insuline degludec (100 U/mL of 200 U/mL, Tresiba) beschikbaar als alternatief. Er zijn onderzoeken die suggereren dat de kans op al dan niet nachtelijke hypoglykemie ook bij patiënten met diabetes mellitus type 2 lager is met deze insulines.15,16 De verschillen zijn klein en waarschijnlijk alleen relevant voor patiënten met vergevorderde diabetes, veelal behandeld met intensieve insulinetherapie. Hooggeconcentreerd insuline is aantrekkelijk voor patiënten die een hoge dosis insuline nodig hebben omdat het volume van injectie dan minder groot is; het zeer langwerkende insuline degludec staat grote flexibiliteit in het moment van injecteren toe.

Er is momenteel geen richtlijn beschikbaar die aangeeft voor welke patiënten deze nieuwe insulines het geschiktste zijn. Wat betreft kosten zijn deze 2 nieuwe (‘tweede generatie’) insuline-analogen geclusterd met insuline glargine en detemir. Met als argument dat ze misschien beter zijn, en in ieder geval niet slechter en niet duurder, wordt soms primair voor deze nieuwere insulines gekozen. Er is voor deze middelen echter geen goedkopere biosimilar beschikbaar, zoals bij glargine.

Vervolg casus

Onze patiënt begon met een behandeling met insuline glargine. Op geleide van de nuchtere glucose werd de dosis geleidelijk opgehoogd tot 42 E voor de nacht waarbij zijn HbA1c-waarde daalde tot minimaal 58 mmol/mol, maar daarna weer steeg. Bovendien nam tot groot verdriet van patiënt zijn lichaamsgewicht met enkele kilo’s toe. Hij kreeg geen hypoglykemie.

Om toch het gewenste behandeldoel te halen heeft deze patiënt als opties de insulinedosis verhogen en de gewichtstoename voor lief nemen, een oraal middel toevoegen zoals een SGLT-2-remmer of een GLP-1a, conform de behandelleidraad voor internisten.2 De laatste 2 beperken ook de gewichtstoename door insuline. Bij patiënt werd met een combinatie van insuline met een GLP-1a een acceptabele glucoseregulatie zonder verdere gewichtstoename bereikt. Onder de vergoedingscriteria zoals die sinds 2020 gelden had deze patiënt ook een GLP-1a kunnen krijgen voorafgaand aan de insulinebehandeling. Daarnaast werd patiënt behandeld met een ACE-remmer en een statine.

Conclusie

We bespreken hier niet alleen een farmacotherapeutisch dilemma, maar laten ook zien dat het een dilemma oplevert als een patiënt geen directe ziektelast heeft, maar er wel mogelijk gevaren zijn van de hyperglykemie op de langere termijn. Voor de patiënt is de keuze: een leuk leven nu, of een iets minder leuk, maar langer leven. Het dilemma is daarmee niet alleen de keuze tussen meer afvallen, meer pillen of toch insuline, maar ook het eventueel bijstellen van het behandeldoel. Het effect van optimale glucoseregulatie op het ontstaan van cardiovasculaire ziekten is weliswaar beperkt, maar goede regulatie kan wel tal van microvasculaire complicaties en andere langetermijngevolgen voorkomen.17 Bij het gebruik van insuline is gewichtstoename bijna niet te vermijden, terwijl bij verreweg de meeste patiënten al overgewicht bestaat; dit geldt voor alle insulinesoorten. Er is de neiging om verschillen tussen de basale insulines uit te vergroten, maar bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 zijn die verschillen beperkt.

Literatuur
  1. NHG-standaard Diabetes mellitus type 2. Utrecht: Nederlands Huisartsen Genootschap; 2018.

  2. Diabetes mellitus type 2 in de tweede lijn. Utrecht: Nederlandse Internisten Vereniging; 2018.

  3. Nieuw succes Rondetafel Diabeteszorg: Zorginstituut adviseert uitbreiding vergoeding GLP 1-ra. Diabetesfederatie; 16 oktober 2019.

  4. Formulieren: GLP-1-agonist. Zeist: Zorgverzekeraars Nederland. Geraadpleegd op 12 juni 2020.

  5. Seidell JC, Halberstadt J. Leefstijlgeneeskunde: reddingsboei of los touw? Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:D3600 Medline.

  6. Veelgestelde vragen Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI). Nederlandse Zorgautoriteit. www.nza.nl/zorgsectoren/paramedische-zorg/veelgestelde-vragen/veelgestelde-vragen-gli. Geraadpleegd op 9 juli 2020.

  7. Smulders YM. Leefstijlinterventie in de spreekkamer. Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:D3809 Medline.

  8. Look AHEAD Research Group. Eight-year weight losses with an intensive lifestyle intervention: the look AHEAD study. Obesity (Silver Spring). 2014;22:5-13. doi:10.1002/oby.20662. Medline

  9. Heymsfield SB, Wadden TA. Mechanisms, Pathophysiology, and Management of Obesity. N Engl J Med. 2017;376:254-66. doi:10.1056/NEJMra1514009. Medline

  10. Gummesson A, Nyman E, Knutsson M, Karpefors M. Effect of weight reduction on glycated haemoglobin in weight loss trials in patients with type 2 diabetes. Diabetes Obes Metab. 2017;19:1295-1305. doi:10.1111/dom.12971. Medline

  11. Li Q, Chen L, Yang Z, et al. Metabolic effects of bariatric surgery in type 2 diabetic patients with body mass index < 35 kg/m2. Diabetes Obes Metab. 2012;14:262-70. doi:10.1111/j.1463-1326.2011.01524.x. Medline

  12. Davies MJ, D’Alessio DA, Fradkin J, et al. Management of Hyperglycemia in Type 2 Diabetes, 2018. A Consensus Report by the American Diabetes Association (ADA) and the European Association for the Study of Diabetes (EASD). Diabetes Care. 2018;41:2669-701. doi:10.2337/dci18-0033. Medline

  13. Moelands SV, Lucassen PL, Akkermans RP, De Grauw WJ, Van de Laar FA. Alpha-glucosidase inhibitors for prevention or delay of type 2 diabetes mellitus and its associated complications in people at increased risk of developing type 2 diabetes mellitus. Cochrane Database Syst Rev. 2018;12:CD005061. doi:10.1002/14651858.CD005061.pub3. Medline

  14. Horvath K, Jeitler K, Berghold A, et al. Long-acting insulin analogues versus NPH insulin (human isophane insulin) for type 2 diabetes mellitus. Cochrane Database Syst Rev. 2007;(2):CD005613. doi:10.1002/14651858.CD005613.pub3. Medline

  15. Heller SR, DeVries JH, Wysham C, Hansen CT, Hansen MV, Frier BM. Lower rates of hypoglycaemia in older individuals with type 2 diabetes using insulin degludec versus insulin glargine U100: Results from SWITCH 2. Diabetes Obes Metab. 2019;21:1634-41. doi:10.1111/dom.13708. Medline

  16. Yki-Järvinen H, Bergenstal RM, Bolli GB, et al. Glycaemic control and hypoglycaemia with new insulin glargine 300 U/ml versus insulin glargine 100 U/ml in people with type 2 diabetes using basal insulin and oral antihyperglycaemic drugs: the EDITION 2 randomized 12-month trial including 6-month extension. Diabetes Obes Metab. 2015;17:1142-9. doi:10.1111/dom.12532. Medline

  17. Erpeldinger S, Rehman MB, Berkhout C, et al. Efficacy and safety of insulin in type 2 diabetes: meta-analysis of randomised controlled trials. BMC Endocr Disord. 2016;16:39. doi:10.1186/s12902-016-0120-z. Medline

Auteursinformatie

Radboudumc, Nijmegen, afd. Interne Geneeskunde: prof.dr. C.J. Tack, internist; afd. Eerstelijnsgeneeskunde: dr. F.A. van de Laar, huisarts, (tevens: Academisch Gezondheidscentrum, Lent).

Contact C.J. Tack (cees.tack@radboudumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: er zijn mogelijke belangen gemeld bij dit artikel. ICMJE-formulieren met de belangenverklaring van de auteurs zijn online beschikbaar bij dit artikel.

Auteur Belangenverstrengeling
Cees J. Tack ICMJE-formulier
Floris A. van de Laar ICMJE-formulier
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Farmacotherapie
Huisartsgeneeskunde
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Met grote interesse heb ik dit artikel gelezen. Het bevreemdt me enigszins dat er in de beschouwing met geen woord gerept wordt over het onderliggende mechanisme van DM2 namelijk insuilneresistentie, toch wezenlijk anders dan het onderliggende mechanisme van DM1. In essentie betekent het dat bij DM2 veel meer het doel zou moeten zijn om hyperinsulinemie te bestrijden en niet zozeer alleen maar de hyperglycemie, waarop de huidige richtlijnen en behandelprotocollen zijn gebaseerd. De basis hiervoor wordt gevonden in leefstijlinterventie, waarbij naast struktureel voldoende dagelijkse lichaamsbeweging, vooral goed gebalanceerde voedingspatronen het grote verschil maken. Hierbij is voor veel patiënten vooral een beperking van snelle en geraffineerde koolhydraten zeer effectief en ook duurzaam vol te houden. Daarover is de laatste jaren veel goed onderzoek verschenen. In Nederland zijn er inmiddels goede resultaten bekend van het programma Keer Diabetes2 Om (https://keerdiabetesom.nl/hoe-werkt-het/resultaten-2/). Ook internationaal staat het volop in de belangstelling. Ik geef een vijftal referenties hieronder.

Hans van Kuijk, sportarts

Nutrients 2020: Impact of a ketogenic diet on metabolic parameters in patients with obesity or overweight and with or without type 2 diabetes: A meta-analysis of randomized controlled trials [systematic review of randomized trials; strong evidence]

Diabetes Research and Clinical Practice 2018: Effect of dietary carbohydrate restriction on glycemic control in adults with diabetes: A systematic review and meta-analysis [strong evidence]

BMJ Open Diabetes Research and Care 2017: Systematic review and meta-analysis of dietary carbohydrate restriction in patients with type 2 diabetes [strong evidence]

The American Journal of Clinical Nutrition 2018: Effects of low-carbohydrate- compared with low-fat-diet interventions on metabolic control in people with type 2 diabetes: a systematic review including GRADE assessments [strong evidence]

Diabetes, Obesity & Metabolism 2019: An evidence‐based approach to developing low‐carbohydrate diets for type 2 diabetes management: a systematic review of interventions and methods [strong evidence]

Wij danken collega van Kuijk hartelijk voor zijn reactie. Het klopt uiteraard dat insulineresistentie door o.a. overgewicht cruciaal is in de pathofysiologie van type 2 diabetes. Het focus van onze bijdrage was een (farmaco)therapeutisch dilemma en niet de pathofysiologie die wij in globale zin bekend veronderstelden. Vanwege deze centrale rol van leefstijl én vanwege het bewijs daarvoor was onze eerste overweging dan ook om bij de patiënt in de casus verder in te zetten op afvallen.

De hardvochtige werkelijkheid in de spreekkamer van huisarts en internist is echter dat meer leefstijlverbeteringen vaak een lastige kaart is. Dit terwijl persisterende hyperglycemie ondertussen potentieel ernstige en irreversibele schade aanricht die met tijdig en juist medicamenteus ingrijpen vaak voorkomen kan worden. Als onze bijdrage de suggestie gewekt heeft dat farmacotherapie in de plaats komt van aandacht voor leefstijl dan kunnen wij collega van Kuijk geruststellen: leefstijl is en blijft  cruciaal in de behandeling en begeleiding van patiënten met type 2 diabetes, mét en zonder medicatie. Daarbij kan voor koolhydraatbeperking worden gekozen, maar dat is zeker niet de enige, en ook niet bewezen beste optie.  

Cees J. Tack en Floris A. van de Laar

Ik mis in de anamnese het alcoholgebruik. Wanneer dit dagelijks zou zijn, zou dit zeker een reden kunnen zijn om niet alleen het woord "leefstijlcorrectie" te gebruiken, maar hier apart op in te gaan. En wel d.m.v. een alcoholstop totaal voor een proefperiode van 3 maanden met monitoren van bloeddruk 's morgens en 's avonds, natuurlijk naast Hba1c en glucose nu.

Alcohol beschadigt immers bloedvaten, hart en hersens en dient daarom op deze leeftijd niet of sporadisch te worden gebruikt.

Bariatrische chirurgie is hier m.i. "uit den boze" en zelfs niet te overwegen.

Dirk van Hilten, gepensioneerd huisarts