Gebruik van alternatieve geneeswijzen: tussen hoop en vrees

Opinie
A.J. Dunning
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:284-6

Zie ook de artikelen op bl. 286, 289, 294, 296, 300, 307, 310 en 315.

In het zicht van ernstig lijden en dood zijn mensen geneigd afstel, verlichting of zelfs genezing te zoeken, tot iedere prijs. In dit tijdschriftnummer zijn 4 bijdragen te vinden die het gebruik van niet-reguliere geneeswijzen beschrijven bij patiënten met kanker, met HIV-besmetting of AIDS, met multipele sclerose of met myasthenia gravis.1-4 De bij enquête vastgestelde percentages gebruikers van deze geneeswijzen in de genoemde patiëntengroepen liggen aanzienlijk hoger dan in de algemene bevolking; vaak is het percentage hoger naarmate de ziekte ernstiger is.

Van de alternatieve geneeswijzen worden in de regel geen wonderen verwacht en dikwijls worden ze afgedankt als ze geen effect hebben. Vaak wordt gehoopt op tijdelijke verbetering, verhoging van de weerstand of vermindering van klachten. De gekozen alternatieve geneeswijzen verschillen per aandoening. Bij de beschreven kankerpatiënten zijn het vaak dieet en…

Auteursinformatie

Prof.dr.A.J.Dunning, cardioloog, hoofdredacteur Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Postbus 75971, 1070 AZ Amsterdam.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, maart 1994,

In mijn commentaar heb ik inderdaad de gelegenheid laten voorbijgaan het vorig jaar gepubliceerde advies van de Gezondheidsraad te bespreken. Bij verschijning verklaarde een van de schrijfsters dat lezing van het rapport enkele weken zou vergen en daar zag ik als een berg tegen op. Daarom heb ik mij beperkt tot de twee hoofdaanbevelingen, een over onderzoek naar placebofenomenen en een over een fundamentele analyse van begrippen als ziekte, gezondheid en genezing. Dat zijn geen muizen en ik neem mijn opmerking terug.

De aanbevelingen van de Gezondheidsraad raken ook de publikaties over het aanzienlijke gebruik van alternatieve geneeswijzen door patiënten met chronische en levensbedreigende ziekte. Dat placebo-effecten daarin zo goed als in de reguliere geneeskunde een rol spelen die vaak wordt miskend, onderschrijf ik ten volle. De behoefte om via registratie, controle, voorlichting en kwaliteitscontrole van alternatieve geneesmiddelen de alternatieve geneeskunde van een regulier vijgeblad te voorzien, lijkt me echter heilloos als er geen koren tussen al het kaf zit.

Dat vele ernstig zieke patiënten greep op eigen lot en ziekte wensen, is begrijpelijk, ook wanneer het irrationele verwachtingen van of buiten de reguliere geneeskunde betreft. Het lijkt me echter geen reden voor artsen – en in mijn commentaar vooral huisartsen – die irrationele verwachtingen te beantwoorden met irrationele behandeling, ondanks een placebo-effect.

A.J. Dunning