Gebruik SSRI heeft geen invloed op botdichtheid

Nienke Fleuren
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2017;161:C3696

artikel

De botmineraaldichtheid van ouderen wordt niet aangetast door het gebruik van selectieve serotonine heropnameremmers (SSRI’s) of tricyclische antidepressiva (TCA’s). Longitudinale gegevens uit de Rotterdamse wijk Ommoord laten dat zien (J Clin Psychopharmacol. 2017;37:524-30).

Theoretisch zouden SSRI’s de botdichtheid kunnen aantasten, doordat een verminderde serotoninespiegel de osteoblastenactiviteit kan verlagen. Osteoblasten hebben immers, evenals osteoclasten en osteocyten, serotoninereceptoren. Ook is in enkele dwarsdoorsnedeonderzoeken een relatie gevonden tussen SSRI-gebruik en verminderde botdichtheid of fracturen. ‘Het is echter onduidelijk of dit door het middel komt, of door de onderliggende aandoening, comorbiditeit of levensstijl’, volgens de richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie.

Annelies Ham (Erasmus MC) en collega’s keken daarom longitudinaal, met gegevens uit het Erasmus Rotterdam Gezondheid Onderzoek (ERGO; internationaal ook ‘Rotterdam Study’ genoemd), een cohort 55-plussers die iedere 4 à 5 jaar worden ondervraagd en onderzocht. In totaal was van 10.746 deelnemers ≥ 1 botdichtheidsmeting geregistreerd en van bijna 5000 deelnemers kende men een verschil in botdichtheid (dus 2 achtereenvolgende metingen). Ook beschikten de onderzoekers over apotheekgegevens.

Bij oudere mannen en postmenopauzale vrouwen vonden de onderzoekers geen verschil in gemiddelde botdichtheid of in afname van de botdichtheid, tussen de gebruikers van SSRI’s en degenen die in het voorafgaande halfjaar geen SSRI’s hadden gebruikt. Ook was er geen verschil tussen deelnemers die langer of korter dan 1 jaar SSRI’s gebruikten. Voor TCA’s waren de resultaten vergelijkbaar. Bij al deze analyses corrigeerden de onderzoekers voor leeftijd en geslacht. De resultaten bleven niet-significant bij correctie voor andere factoren als BMI, alcoholgebruik en hypertensie.

SSRI’s lijken dus geen klinisch relevant effect te hebben op de botopbouw of -afbraak. Dat SSRI-gebruikers meer risico hebben op fracturen, zoals uit eerder onderzoek blijkt, komt volgens Ham et al. waarschijnlijk door andere factoren, zoals de sederende effecten van dergelijke psychofarmaca.

Ook interessant

Reacties

Janna
koppe

Dank voor het referaat van het artikel Ham e.a.(J Clin Psychopharmacol. 2017;37:524-30) (NTVG C 3639). De titel “Gebruik SSRI heeft geen invloed op botdichtheid”  is misleidend. Dit geldt in mindere mate ook voor het oorspronkelijke artikel. Het onderzoek vond immers plaats bij postmenopauzale vrouwen dit is een zeer geselecteerde populatie namelijk een groep die in een rustige levensfase is gekomen wat betreft epigenetische veranderingen. De kwestie of SSRI’s invloed hebben op de botdichtheid in andere levensfasen wordt niet beantwoord, zoals tijdens de eerste turbulente periode perinataal, de puberteit en de menopauze. Zie ook ref. (1) over perimenopauzale vrouwen. Uw opmerking dat de verminderde serotonine spiegel de osteoblasten activiteit kan verlagen is tekort door de bocht. Het is mogelijk juist een teveel aan perifeer serotonine dat via het CREB-eiwit de osteoblasten proliferatie tegengaat (2). Voorts wordt er in het artikel van Ham e.a. niet gesproken over het genotype ten aanzien van de serotonine transporter van de individuen die deelnemen aan deze studie. Dit kan ook een bias zijn. Onze reactie is belangrijk omdat wij bij twee babies waarvan de moeder gedurende de gehele zwangerschap paroxetine gebruikte belangrijke afwijkingen hebben gevonden met name wat betreft de botvorming te weten een osteopenie en fracturen naast een bloedingsneiging (3).  

Referenties:

1.    Sheu Yi-han, Lanteigne A,Sturmr T. et al. Inj. Prev. 2015;21:397-403

2.    Rosen CJ. Breaking into Bone Biology:serotonin's secrets. Nature Medicine. 2009;15:145-6.

3.    Baas F, van der Sluis C, Koetsier J, Koppe J. Babies, Paroxetin, Coagulation and Bone formation: www.dioxin20xx.org/pdfs/2016/8-8004: