Furosemide

A.L.M. Kerremans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1588-90

Furosemide lijkt chemisch op de thiazidediuretica, doch heeft een veel sterkere diuretische werking.1 Het middel heeft – evenals de niet meer in gebruik zijnde kwikdiuretica – als aangrijpingspunt de lis van Henle, evenals etacrynezuur, bumetanide en piretanide. Al deze stoffen remmen de actieve terugresorptie van natriumchloride en daardoor passief die van water in het opstijgende deel van de lis. Zij worden daarom ook wel lisdiuretica genoemd (tabel).

Farmacologie

Glomerulusfiltratie en terugresorptie en secretie in de tubulus bepalen de hoeveelheid en de samenstelling van de urine.2 Onder normale omstandigheden wordt ca. 99 van het glomerulusfiltraat door de niertubuli…

Auteursinformatie

St. Lambertus Ziekenhuis, afd. Interne Ziekten, Postbus 98, 5700 AB Helmond.

Dr.A.L.M.Kerremans, internist.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

R.J.A.M.
van der Hulst

Amsterdam, oktober 1986,

In het artikel van collega Kerremans (1986;1588-90) wordt o.a. aandacht besteed aan de meest voorkomende bijwerkingen van het distale lisdiureticum furosemide. Wanneer in beschouwing wordt genomen dat furosemide in veel gevallen in combinatie met andere farmaca wordt voorgeschreven, meen ik te kunnen stellen dat de potentieel ototoxische nevenwerking van het agens onvoldoende wordt belicht.1 Zeker gezien de vaak gebruikte combinatie van cisplatine en furosemide en de combinaties van aminoglycoside, vancomycine of erytromycine en furosemide, kan er sprake zijn van potentiëring van – in aanvang subklinische – ototoxische bijwerking.23

Een en ander wordt zowel door dierexperimenteel onderzoek als door onderzoek bij de mens bevestigd. In recente publikaties wordt de aandacht gevestigd op de opmerkelijk lagere ototoxiciteit van het distale lisdiureticum bumetanide.3 Het bovenstaande zou met name van belang kunnen zijn bij de behandeling van patiënten met een beperkte cochleareserve.

R.J.A.M. van der Hulst
Literatuur
  1. Rybak LP. Furosemide ototoxicity: Clinical and experimental aspects. Laryngoscope 1985; 95 (Suppl 38): nr 9.

  2. Komune S, Snow JB. Potentiating effects of cisplatin and ethacrynic acid in ototoxicity. Arch Otolaryngol 1981; 107: 594-7.

  3. Brummett RE, Bendrick T, Himes D. Comparative ototoxicity of bumetanide and furosemide when used in combination with kanamycin. J Clin Pharmacol 1981; 21: 628-36.

A.L.M.
Kerremans

Helmond, november 1986,

Zoals al gemeld in het antwoord aan collega Tange is de ototoxiciteit van furosemide als monotherapie zeer zeldzaam.1 Bij een mogelijke interactie van furosemide met bekend ototoxische geneesmiddelen in het menselijke binnenoor weet niemand of er sprake is van potentiëring van bijv. aminoglycoside-effecten, dan wel van ontmaskering van een subklinisch ototoxisch effect van furosemide. Voor een algemeen forum achtte ik het bestaan van de door collega Van der Hulst genoemde interacties bij de mens te onzeker om te vermelden (erytromycine, cisplatine)2 en niet relevant onder gangbare omstandigheden. Bij gebruik van aminoglycosides zal de gemelde toeneming in nefrotoxiciteit al moeten leiden tot terughoudendheid in co-medicatie met lisdiuretica. De vergelijkende studies tussen furosemide en bumetanide zijn inderdaad hoopvol: de genoemde publikatie is – helaas – een studie bij cavia's (het bumetanide-metabolisme verschilt al tussen de diverse diersoorten). Recente overzichten bevestigen de mogelijkheid van geringere ototoxiciteit bij gebruik onder bijzondere omstandigheden.34

A.L.M. Kerremans
Literatuur
  1. Kerremans ALM. Furosemide. [LITREF JAARGANG="1986" PAGINA="2000-1"]Ned Tijdschr Geneeskd 1986; 130: 2000-1.[/LITREF]

  2. Reddel RR, Kefford RF, Grant JM, et al. Ototoxicity in patients receiving cisplatin: importance of dose and method of drug administration. Cancer Treat Rep 1982; 66: 19-23.

  3. Ward A, Heel RC. Bumetanide. Drugs 1984; 28: 426-64.

  4. Whelton A, ed. Current trends in diuretic therapy. Am J Cardiol 1986; 57: 1A-53A.

Amsterdam, september 1986,

Met belangstelling las ik het artikel over furosemide (1986;1588-90). In een heldere uiteenzetting werden vele aspecten van dit lisdiureticum belicht. In het hoofdstuk farmacologie wordt door de auteur terloops vermeld, dat een blijvende beschadiging van het binnenoor kan optreden. Bij de bespreking van de bijwerkingen wordt echter bewust of onbewust niet meer over de ototoxische werking van furosemide gesproken. Het is waar dat in de bijsluitertekst van furosemide de ototoxische werking niet wordt vermeld, doch dit kan geen reden zijn deze bijwerking in een overzichtsverhaal te laten ontbreken. Eveneens ontbreekt in het hoofdstuk interacties de mededeling, dat furosemide de ototoxiciteit van bijv. cisplatine duidelijk doet toenemen.

Ik ben mij er terdege van bewust, dat een auteur onmogelijk al de op het onderwerp betrekking hebbende literatuur kent, zeker als deze niet in de specialistische literatuur is gepubliceerd. Dit neemt echter niet weg, dat zorgvuldigheid bij een overzichtsverhaal gewenst is.

Bijgaande treft u een literatuurlijst aan, handelend over de ototoxiciteit van furosemide.

R.A. Tange
Literatuur
  1. Schwartz GH, David DS, Giggio RR, Stenzel KH, Rubin AL. Ototoxicity induced by furosemide. N Engl J Med 1970; 282: 1413-6.

  2. Vargish T, Benjamin R, Shenkman L. Deafness from furosemide. Ann Intern Med 1970; 72: 761.

  3. Klinke R, Lahn H, Querfurth J, Scholtholt J. Ototoxic side effects of diuretics. Scand Audiol 1981; (suppl) 14: 1-232.

  4. Venkateswaran PS. Transient deafness from high doses of furosemide. Br Med J 1971; 4: 113-4.

  5. Wigand ME, Heiland A. Ototoxic side-effects of high doses furosemide in patients with ureamia. Postgrad Med J 1971; 47 (suppl): 54-6.

  6. Quick CA, Hoppe W. Permanent deafness associated with furosemide administration. Ann Otol Rhinol Laryngol 1975; 84: 94-101.

  7. Thomsen J, Beck P, Szpirt W. Otologic symptoms in chronic renal failure. The possible role of aminoglycoside – furosemide interaction. Arch Otorhinolaryngol 1976; 214: 71-9.

  8. Gallagher KL, Jones JK. Furosemide induced ototoxicity. Ann Intern Med 1979; 91: 744-5. Rybak LP. Pathophysiology of furosemide ototoxicity. J Otolaryngol 1982; 11: 127-33.

  9. Rybak LP. Furosemide ototoxicity; clinical and experimental aspects. Laryngoscope 1985; (suppl) 75: 1-14.

A.L.M.
Kerremans

Helmond, oktober 1986,

Ik dank collega Tange voor zijn opmerkingen. In een didactisch overzicht van deze omvang zal niet ieder interessant detail uitvoerig besproken kunnen worden. De opmerking over ototoxiciteit, juist ook in de rubriek Farmacotherapie, was uiteraard niet ‘terloops’. Voor zover ik kan nagaan, wordt in de volledige bijsluitertekst (IB-tekst) ototoxiciteit wel genoemd. Onder normale omstandigheden is de ototoxiciteit van furosemide echter te verwaarlozen. Ototoxiciteit kan optreden bij gebruik van hoge doseringen, bij ernstig gestoorde nierfunctie en bij overschrijden van de aanbevolen intraveneuze doseringssnelheid van 4 mg/min.12 Een potentiërend effect van furosemide bij gebruik van bekende ototoxische middelen is bij de mens onzeker; ook een gunstig effect is beschreven!3

Ook bij uitgebreider zoeken in mijn specialistische literatuur vond ik geen duidelijke aanwijzingen voor een interactie tussen furosemide en cisplatine in het menselijk binnenoor.24-6

A.L.M. Kerremans
Literatuur
  1. Gallagher KL, Jones JK (FDA). Furosemide induced ototoxicity. Ann Intern Med 1979; 91: 744-5.

  2. Offerhaus L. Diuretic drugs. In: Dukes MNE, ed. Meyler's side effects of drugs. 10th ed. Amsterdam: Elsevier, 1984: 369-77.

  3. Nakai Y, Yamane H, Minowa Y, et al. Application of loopdiuretics for treatment of sensorineural hearing impairment. Acta Otolaryngol (Stockholm) 1982; 94: 37-43.

  4. Roberts JJ, Vijgh WJF van der, Vermorken JB, Douple EB. Cisplatin. In: Pinedo HM, Chabner BA, eds. Cancer chemotherapy, annual 6. Amsterdam: Elsevier, 1984: 124-5.

  5. Zwelling LA. Cisplatin and new platinum analogs. In: Pinedo HM, Chabner BA, eds. Cancer chemotherapy, annual 7. Amsterdam: Elsevier, 1985: 114-5.

  6. Tange RA, Conijn EAJG, Zeyl LGPM van. Veranderingen in de stria vascularis van de cavia ten gevolge van cisplatinum. [LITREF JAARGANG="1982" PAGINA="2363-8"]Ned Tijdschr Geneeskd 1982; 126: 2364.[/LITREF]