Fotosensibilisatie door geneesmiddelen

P.A.G.M. de Smet
C.P.H. van Dijke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1899-902

Zie ook artikelen op bl. 1873, 1879 en 1899.

Inleiding

Zonnebrand wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de ultraviolette component van het zonlicht, in het bijzonder door het UV-B-gedeelte (290-320 nm) daarvan. UV-A-straling (320-400 nm) is veel minder erythematogeen en UV-C-licht (200-290 nm) bereikt de aarde niet. De ernst van de reactie is afhankelijk van de intensiteit en de duur van de bestraling en van de individuele gevoeligheid. Als de huid van een individu veel sterker op ultraviolette straling reageert dan op grond van deze eigenschappen zou worden verwacht, spreekt men van overgevoeligheid voor licht. Een dergelijke abnormale reactie komt doorgaans…

Auteursinformatie

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie, Documentatie- en Informatiedienst, Alexanderstraat 11, 2514 JL 's-Gravenhage.

Dr.P.A.G.M.de Smet, apotheker.

Bureau Bijwerkingen Geneesmiddelen, Rijswijk.

Dr.C.P.H.van Dijke.

Contact dr.P.A.G.M.de Smet

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.G.
van Ketel

Amsterdam, november 1986,

In het lezenswaardige artikel van De Smet en Van Dijke wordt het begrip fotosensibilisatie gehanteerd voor lichtovergevoeligheid, die kan berusten op fototoxiciteit of fotoallergie (1986;1899-902). In de dermatologische literatuur wordt echter het begrip sensibilisatie (E: ‘sensitization’) met name gebruikt voor het overgevoelig worden voor één of meerdere stoffen via een immunologisch mechanisme.1 Sensibiliserende stoffen (E: ‘sensitizers’) zijn dan synoniem met allergenen.1 Bij ‘delayed-type’ allergische reacties (type IV-reacties zoals allergisch contacteczeem) is een patiënt gevoelig (E: ‘sensitized’) voor één of meerdere stoffen. Bij het immunologische mechanisme, dat bij allergisch contacteczeem van betekenis is, is sprake van ‘gesensibiliseerde’ lymfocyten en het ontstaan van ‘memory cells’. Ook in immunologische leerboeken wordt een type IV-reactie weergegeven als ‘delayed-type sensitivity’.2 In de dierexperimentele geneeskunde wordt onder sensibiliseren verstaan het overgevoelig maken van proefdieren door o.a. inspuiten van allergenen, dus via een immunologisch mechanisme.3

Zodra nu de factor zonlicht een medebepalende factor is van overgevoeligheidsreacties worden in het algemeen (dus niet alleen door De Smet en Van Dijke) ook fototoxische reacties onder het begrip fotosensibilisatie gerekend. Dit is onzes inziens inconsequent en verwarrend. In een overzicht betreffende de terminologie van contact-dermatitis wordt een juiste formulering weergegeven:1 ‘Photoreaction is a reaction dependent upon the transformation of a substance into an irritant or an allergen by irradiation with light’. Dan wordt onderscheid gemaakt in ‘phototoxicity (non-immunological)’ en ‘photosensitivity or photo-allergy (immunological state)’. In het Nederlands zou men dan kunnen gebruiken fotoreactiviteit of lichtovergevoeligheid in plaats van fotosensibilisatie. Het begrip sensibilisatie (E: ‘sensitivity’) kan dan gereserveerd blijven voor immunologische gemedieerde reacties ook in geval licht hierbij een rol speelt.

W.G. van Ketel
D.P. Bruynzeel
Literatuur
  1. Wilkinson DS, Fregert S, Magnusson B, et al. Terminology of contact dermatitis. Acta Derm Venereol (Stockh) 1970; 50: 282-97.

  2. Roitt HJ, ed. Essential immunology. Oxford: Blackwell, 1980: 217.

  3. Polak L. Immunological aspects of contact sensitivity. Basel: S Karger, 1980: 6.

P.A.G.M.
de Smet

's-Gravenhage, december 1986,

Wij zijn Van Ketel en Bruynzeel zeer erkentelijk voor hun opmerkingen. In ons beknopte overzicht kon voor een semantische beschouwing geen plaats worden ingeruimd. Zoals de briefschrijvers zelf al aangeven, hebben wij onze woordkeuze afgestemd op de gebruikelijke terminologie, te weten ‘photosensitivity’ in Angelsaksische handboeken en ‘fotosensibilisatie’ in de Nederlandstalige literatuur.1-4

Het probleem van een weinig eenduidige naamgeving blijft niet beperkt tot de zojuist aangehaalde dermatologische referenties, maar strekt zich ook uit tot medische woordenboeken. In Angelsaksische uitgaven worden de begrippen ‘sensitivity’, ‘sensibilization’ en ‘sensitization’ afzonderlijk gedefinieerd, waarbij uitsluitend in de definitie van de laatste term is opgenomen dat het om een immunologisch proces gaat. Hieraan wordt echter toegevoegd dat de termen ‘sensibilization’ en ‘sensitization’ synoniem kunnen zijn.56 Met andere woorden, de term ‘sensibilization’ zou volgens deze woordenboeken zowel in ruime zin als in een meer beperkte, immunologische betekenis kunnen worden uitgelegd. Dat dit tot begripsverwarring kan leiden, zal niemand verbazen.

Het voorstel dat Van Ketel en Bruynzeel doen, roept bij ons de volgende vraag op: is het consequent om wél het begrip ‘fotosensibilisatie’ en niet de term ‘lichtovergevoeligheid’ voor allergische vormen van fotoreactiviteit te reserveren? De term ‘overgevoeligheid’ wordt bijvoorbeeld in de index van de ‘Classificatie van ziekten’ gelijkgesteld aan ‘allergie’, zodat aan het gebruik ervan voor niet-immunologische processen hetzelfde bezwaar lijkt te kleven dat Van Ketel en Bruynzeel tegen ‘sensibilisatie’ als meer algemeen begrip aanvoeren.7

P.A.G.M. de Smet
Literatuur
  1. Cronin E. Contact dermatitis. Edinburgh: Churchill Livingstone, 1980: 415.

  2. Bruinsma W. A guide to drug eruptions. 3rd ed. Oosthuizen: De Zwaluw, 1982: 43.

  3. Nater JP, Groot AC de. Unwanted effects of cosmetics and drugs used in dermatology. 2nd ed. Amsterdam: Elsevier, 1985: 109.

  4. Baart de la Faille H. Fotodermatosen. In: Jansen LH, ed. Huid- en geslachtsziekten. 2nd ed. Utrecht: Bohn, Scheltema & Holkema, 1980: 326-42.

  5. Anonymus. Dorland's illustrated medical dictionary. 25th ed. Philadelphia: WB Saunders, 1974: 1399.

  6. Landau SI, ed. International dictionary of medicine and biology. Volume III. New York: John Wiley & Sons, 1986: 2572.

  7. Anonymus. Classificatie van ziekten 1980. Deel 2: Alfabetisch. Utrecht: Stichting Medische Registratie, 1981: 539.