Erfelijkheid in de oogheelkunde

Klinische praktijk
J.W. Delleman
E.M. Bleeker-Wagemakers
M.J. van Schooneveld
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1987;131:2226-30

Inleiding

Het oog speelt in de genetica een grote rol: niet alleen het actieve oog van waarnemer van wetmatigheden, zoals het oog van Mendel bij zijn kruisingsproeven in 1865, of van grote en kleine afwijkingen bij de mens, zoals dagelijks in de praktijk van de klinisch geneticus, maar ook als passief orgaan, dat na enige oefening in al zijn onderdelen geïnspecteerd kan worden. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er sinds de herontdekking van de wetten van Mendel grote belangstelling bestaat voor erfelijke kenmerken en afwijkingen van het oog. Wanneer bovendien in aanmerking wordt genomen dat de structuren die wij aan het oog waarnemen, afkomstig zijn van mesoderm, ectoderm en neuro-ectoderm, is het begrijpelijk dat oogheelkundig onderzoek de sleutel kan reiken bij de diagnostiek van complexe syndromen.

De voorloper van de ophthalmogenetica in Nederland was dr.P.J.Waardenburg, die reeds in 1913 promoveerde op het proefschrift: ‘Onderzoek bij den mensch naar…

Auteursinformatie

Interuniversitair Oogheelkundig Instituut, afd. Ophthalmogenetica, Postbus 12141, 1100 AC Amsterdam.

Prof.dr.J.W.Delleman, oogarts-geneticus; dr.E.M.Bleeker-Wagemakers, arts-geneticus; M.J.van Schooneveld, oogarts.

Contact prof.dr.J.W.Delleman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties