Endo-urologische drainage bij urineafvloedbelemmering door kanker

Onderzoek
A. Stevens
M.F. van Driel
J.P. Klein
A.J. de Ruiter
H.J.A. Mensink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1994;138:522-5
Abstract

Samenvatting

Doel

Indicaties en resultaten vaststellen van endo-urologische drainage bij patiënten met afvloedbelemmering van de hoge urinewegen door kanker.

Opzet

Retrospectief.

Plaats

Academisch Ziekenhuis Groningen.

Methode

In de periode 1987-1992 werd bij 57 kankerpatiënten een inwendige dubbel-J-uretercatheter (n = 21) of een percutane nefrostomiecatheter (n = 36, later vervangen door een dubbele-J-catheter bij 13) geplaatst.

Resultaten

De indicaties waren: ernstige nierinsufficiëntie door dubbelzijdige afvloedbelemmering bij een bekende (n = 17) of onbekende (n = 19) maligniteit, verbeteren van gestoorde nierfunctie bij eenzijdige afvloedbelemmering bij voorgestelde chemotherapie (n = 7), flankpijn bij eenzijdige afvloedbelemmering (n = 10), andere indicatie (n = 4).

De frequentste primaire tumorlokalisatie was cervix uteri, gevolgd door urineblaas, prostaat en corpus uteri. Bij 34 patiënten (60) traden eenvoudig te verhelpen problemen op: hematurie (22 maal), pollakisurie door irritatie van de blaasbodem door de dubbele-J-catheter (8 maal), en dislocatie (17 maal) of verstopping (6 maal) van de nefrostomiecatheter. Bij 5 van de 34 patiënten met een dubbele-J-catheter traden ernstige complicaties op: urosepsis (1), inwendige catheterbreuk (1), fisteling (1) en ureterperforatie (2).

De overlevingsduur bedroeg enkele dagen tot 8 jaar (gemiddeld 23 maanden). De overlevingsduur van de 5 patiënten voor wie adjuvante therapie geen zin meer had, bedroeg gemiddeld 7 maanden (uitersten: 0,5-16).

Conclusie

Endo-urologische drainage lijkt vooral van waarde voor kankerpatiënten die het vooruitzicht hebben op curatie of langdurige overleving door aanvullende therapie. Bij patiënten bij wie geen verdere behandeling meer mogelijk is, kan een verlenging van de levensduur worden nagestreefd.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Postbus 30.001, 9700 RB Groningen.

Afd. Urologie: A.Stevens, co-assistent; dr.M.F.van Driel, A.J.de Ruiter en prof.dr.H.J.A.Mensink, urologen.

Afd. Radiodiagnostiek: J.P.Klein.

Contact dr.M.F.van Driel

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Weesp, maart 1994,

Wij spreken onze bewondering uit voor het artikel van Stevens et al. (1994;522-5), waarin retrospectief de resultaten worden beschreven van nierdrainage bij patiënten met afvloedbelemmering door een maligne proces. De hiervoor benodigde technieken zijn inmiddels gemeengoed en de kans op succes van de ingreep ten aanzien van het herstel van de nierfunctie is groot gebleken.

Hoewel de auteurs terecht opmerken dat het niet ondenkbaar is dat sommige patiënten door deze ingreep een milde, uremische dood wordt ontnomen, wordt naar onze mening in het artikel te zeer de indruk gewekt dat bij deze patiëntengroep de relatieve eenvoud van de middelen het doel heiligt. Terwijl de gemiddelde overlevingsduur na de ingreep in dit onderzoek 23 maanden bedroeg en de ingetreden verbetering van de nierfunctie voor een aantal patiënten uitzicht bood op een mogelijk succesvolle oncologische therapie, was de overlevingsduur voor een deel van deze heterogene groep patiënten beperkt tot enkele maanden. De waarde van het onderzoek zou stellig groter zijn geweest indien op grond van de verzamelde gegevens richtlijnen waren opgesteld ter onderbouwing van het hachelijke besluit om bij een patiënt al of niet tot nierdrainage over te gaan.

Wij zijn van mening dat nierdrainage bij patiënten met een afvloedbelemmering door een maligniteit slechts dan dient te worden overwogen, uiteraard zo mogelijk in overleg met de patiënt en (of) familie, indien zowel een redelijke verlenging van de levensduur als een acceptabele levenskwaliteit mag worden verwacht, ergo: ‘niet draineren, tenzij’.

J.W. Noordzij
P. Dik
B.Y.W. Zeijlemaker
M.T.W.T. Lock
T.A. Boon

Groningen, maart 1994,

Wij danken de collegae urologen uit het Academisch Ziekenhuis Utrecht voor hun reactie. Wij hebben geenszins de indruk willen wekken dat endo-urologische drainage bij urineafvloedbelemmering door kanker een eenvoudige procedure vormt. In vergelijking met operatieve drainage treden er echter relatief weinig complicaties op. Op grond van de gegevens van een beperkt aantal patiënten met verschillende soorten maligniteiten was het naar ons oordeel niet goed mogelijk algemene richtlijnen met betrekking tot het wel of niet draineren van de hogere urinewegen te verschaffen. De vraag of er een redelijke verlenging van de levensduur alsmede een acceptabele levenskwaliteit mag worden verwacht, zal telkens weer in nauw overleg met de behandelende specialisten, de huisarts en de patiënt zelf dienen te worden beantwoord.

M.F. van Driel