Eindelijk actie tegen passief roken

Opinie
H. Lamberts
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:2157-60

Op 1 januari 1990 treedt het ‘Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten’ in werking als uitvoering van artikel 9, 10 en 11 van de Tabakswet uit 1988.12 In april 1989 adviseerde de Nationale Raad voor de Volksgezondheid de Staatssecretaris op diens verzoek inzake de beperking van verkoop en gebruik van tabaksprodukten.3 De Raad is kritisch en doet suggesties waarvan echter in het definitieve besluit vrijwel niets is terug te vinden. Dat is niet nieuw, het is een bekende ervaring voor een ieder, die in een adviesorgaan de Nederlandse samenleving met zijn professionele kennis van dienst probeert te zijn. Met deze Algemene Maatregel van Bestuur, zoals deze voor advies naar de Raad van State is gezonden, wordt een nieuwe stap gezet op de lijdensweg die onze overheid gaat in de strijd tegen de gevolgen van tabaksmisbruik. Het lijkt er steeds meer op dat de strijd tegen de nicotineverslaving…

Auteursinformatie

Universiteit van Amsterdam, Instituut voor Huisartsgeneeskunde, Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

Prof.dr.H.Lamberts.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.
van de Pol

Amsterdam, november 1989,

De teneur van het artikel van Lamberts is zo tegenstrijdig met de titel, dat ik veronderstel, dat per ongeluk het vraagteken achter de titel is weggevallen (1989;2157-60).

De overheid kan een grotere invloed hebben om te zorgen dat niet-rokers zo min mogelijk passief roken. Lamberts vermeldt, dat de Nationale Raad voor de Volksgezondheid allerlei suggesties heeft gedaan die niet zijn overgenomen. Het is jammer dat de suggesties zelf niet genoemd zijn, want uiteindelijk zal de aanval wat feller ingezet moeten worden. Lamberts verzucht, dat artsen toch niet zo veel zouden moeten roken. Maar sprekend als adviesorgaan kan er wat sterkers gezegd worden: bijvoorbeeld dat overheid, ziekenfondsen en directies tegen rokende artsen net zo zouden moeten optreden als tegen berucht drankzuchtige collega's. De ernst en frequentie van de aandoeningen door het roken, te zamen met de verspreidingswijze van het rookgedrag, rechtvaardigen zo'n advies. De overheid moet fel zijn, omdat je als arts juist niet agressief tegen rokers bent. Je wilt immers ondersteunende behandeling aanbieden bij pogingen om te stoppen en vanuit een beschavingsnorm zou je het gedrag via argumenten willen beïnvloeden. Bij de jeugd is die beschaving er nog. Jongeren roken minder door de voorlichting en als bijkomend voordeel ageren ze tegen de ouders. De reden dat ouders stoppen, is in de eerste plaats niet omdat de kinderen door hun roken meer kans hebben op ziekte, maar om van het gezeur van hun kinderen, af te zijn. Het argument dat kleine kinderen en volwassen passieve rokers meer kans hebben op ziekte zaait wel twijfel, maar heeft net zo weinig overtuigingskracht op een derde deel van onze bevolking als de overweging, dat hun eigen dood waarschijnlijk voorafgegaan wordt door jarenlange claudicatio- of kortademigheidsklachten. Toch blijf ik zoeken naar bruikbare argumenten. Informatie over wereldeconomie of over het landbouwprodukt tabak is helaas ook zelden effectief.

Het artikel van Lamberts heeft me geholpen om een oud argument nieuw te verpakken. Hij haalt onderzoek aan, waarin de korte levensverwachting van rokers terugberekend is naar de verkorte levensduur per pakje. Het blijkt shockerend te zijn voor een roker om te horen, dat één sigaret 5,5 minuut van zijn/haar leven kost. Dit effect wordt echter tenietgedaan als ik – om er nog een schepje bovenop te doen – demonstratief weer naar voren reken, hoeveel levensjaren iemand kwijt is met 8500 sigaretten per jaar van je 15e tot je 60e jaar. Die uitkomst werkt als een geruststelling notabene!

Daarom is mijn suggestie om alleen te zeggen: 5,5 minuut per sigaret (eventueel erbij zeggen: als je geluk hebt en niet boven het gemiddelde zit). De slimme rokers zullen natuurlijk zelf gaan rekenen. Mijn suggestie is ook maar een hulpmiddel en ongetwijfeld niet hét argument, waar de meeste rokers tevreden mee zullen zijn om zich te laten overtuigen.

J. van de Pol
L.A.L.M.
Kiemeney

Nijmegen, januari 1990,

In het artikel van collega Lamberts worden op uitstekende wijze kritische kanttekeningen geplaatst bij de inhoud en het te verwachten effect van het op 1 januari 1990 in werking getreden ‘Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten’ als uitvoering van de artikelen 9, 10 en 11 van de Tabakswet uit 1988 (1989; 2157-60). Het besluit betreft inderdaad een weinig ingrijpende maatregel, nl. de beperking van het roken in instellingen, diensten en bedrijven van de Staat en van Openbare Lichamen en in aangewezen instellingen van gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening, sport, sociaal-cultureel werk en onderwijs, de zogenaamde quartaire sector. Bovendien zijn er geen sancties op overtreden en is er geen sprake van een financieringsregeling. Volgens Lamberts lijkt het er met deze te kort schietende maatregel op dat de overheid de strijd tegen het actieve roken heeft opgegeven en dat zij zich nu richt tot de schadelijke gevolgen van het inhaleren van rook door passieve rokers.

Naar onze mening wordt echter aan de rol van de overheid een te grote waarde toegekend, zeker waar het passief roken betreft. Waarschijnlijk heeft niet zozeer overheidsingrijpen als wel de bewustwording van de samenleving van de schadelijke gevolgen van roken tot gevolg gehad dat het percentage rokende mannen de laatste decennia drastisch is gedaald. Het gaat hierbij in het bijzonder om het algemeen aanvaarde bewijs dat roken de kans op longkanker verveelvoudigt.1 Dit is echter geenszins het geval voor passief roken, hoewel Lamberts van mening is dat aan de conclusie dat passief roken belangrijke gezondheidsschade oplevert niet te ontkomen is. Tot op dit moment zijn een kleine twintig studies verricht naar de kans op longkanker door blootstelling aan omgevingstabaksrook.2 De resultaten van deze studies zijn echter controversieel. Deels is dit te wijten aan de verschillende vormen van vertekening in deze studies en deels aan de zeer onnauwkeurige vaststelling van blootstelling aan omgevingstabaksrook. Hoewel aannemelijk, kan uit deze studies dan ook niet geconcludeerd worden dat van ernstige gezondheidsschade sprake is. Noodgedwongen heeft daarom de overheid in de Tabakswet moeten spreken van bescherming tegen hinder in plaats van bescherming tegen gezondheidsschade.3 Het is dan ook dringend gewenst dat het verband tussen passief roken en longkanker (naast hart- en vaatziekten, CARA, e.d.) bij niet-rokers eens en voor altijd wordt blootgelegd. Pas dan kan door onder andere gerichte voorlichting een maatschappelijk klimaat ontstaan waarin de overtuiging bestaat dat passief roken kwalijke gevolgen heeft en onverdraagzaamheid ten aanzien van onvrijwillige blootstelling naar voren komt. Alleen dan wordt ook een gedragsverandering van de roker mogelijk in situaties waarop de Tabakswet geen invloed heeft. Immers, het invloedsterrein van de Tabakswet blijft beperkt tot de zogenaamde quartaire sector, terwijl een gedragsverandering met name ook in de privé-sector te verkiezen is. Onder auspiciën van de International Agency for Research on Cancer, een afdeling van de Wereldgezondheidsorganisatie gevestigd te Lyon, is men inmiddels met een internationaal onderzoek begonnen naar het risico van passief roken op longkanker. Veel ter zake deskundigen hebben zich in deze studie verenigd om in goed overleg tot een gedegen onderzoeksopzet te komen, waarbij niet getwijfeld kan worden aan de resultaten. Met spanning worden de uitkomsten afgewacht.

L.A.L.M. Kiemeney
A.L.M. Verbeek
Literatuur
  1. Peeters PHM, Verbeek ALM. Welke kans heeft een 25-jarige roker op bronchuscarcinoom? (Ingezonden) [LITREF JAARGANG="1985" PAGINA="1694"]Ned Tijdschr Geneeskd 1985; 129: 1694.[/LITREF]

  2. Wald NJ, Nanchanal K, Thompson SG, Cuckle HS. Does breathing other people's tobacco smoke cause lung cancer? Br Med J 1986; 293: 1217-22.

  3. Wet van 10 maart 1988, houdende maatregelen ter beperking van het tabaksgebruik, in het bijzonder ter bescherming van de niet-roker (Tabakswet). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 1988, Oct 20: nr. 342.

Amsterdam, januari 1990,

Het antwoord op de vraag of passief roken schadelijk is, hangt niet alleen af van het aantonen van een verband tussen ongewild meeroken en het ontstaan van een bronchuscarcinoom. Vandenbroucke heeft in dat kader terecht gewezen op de mogelijkheid van publikatie-bias rond deze relatie.1 Net als bij de actieve roker bedreigen de passieve roker echter talrijke andere gevaren. Het gaat daarbij vooral om aandoeningen van hart en vaten en van de luchtwegen. In mijn commentaar verwees ik reeds naar een aantal publikaties ter zake, maar wanneer Kiemeney en Verbeek meer argumenten zoeken, dan verwijs ik gaarne naar een recente publikatie van Hole et al., die zowel keken naar klachten als naar aandoeningen van de luchtwegen en van de kransslagaders.2

Interessant is de recente observatie van Strachan et al. dat kinderen van 7 jaar die ongewild meeroken, verhoogde concentraties cotinine in hun speeksel hebben, gekoppeld aan middenoor-problemen.3 Eriksen et al. geven een literatuuroverzicht, waarbij niet alleen naar het risico van longkanker is gekeken, maar ook naar andere aandoeningen.4 Tenslotte biedt de ‘Bibliography on smoking and health’ een goede ingang naar de meer gedetailleerde literatuur ter zake.5

H. Lamberts
Literatuur
  1. Vandenbroucke JP. Passive smoking and lung cancer: a publication bias? Br Med J 1988; 296: 391-2.

  2. Hole DJ, Gillis CR, Chopra C, Hawthorne VM. Passive smoking and cardiorespiratory health in a general population in the west of Scotland. Br Med J 1989; 299: 423-7.

  3. Strachan DP, Jarvis MJ, Feyerabend C. Passive smoking, salivary cotinine concentrations, and middel ear effusion in 7 year old children. Br Med J 1989; 298: 1549-52.

  4. Eriksen MP, LeMaistre CA, Newell GR. Health hazards of passive smoking. Ann Rev Public Health 1988; 9: 47-70.

  5. U.S. Department of Health and Human Services. Bibliography on smoking and health. Bibl Series nr. 45. Rockville: Public Health Service, 1988.