Een slaapstoornis komt vaak niet alleen

Klinische praktijk
A.W. de Weerd
M.M.J.B. Thijssen
M.M.R. Verhelst
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1997;141:561-5
Abstract

Dames en Heren,

Patiënten met slaapproblemen hebben soms meer dan één stoornis. Aan de hand van 4 korte ziektegeschiedenissen zullen wij u het vóórkomen van meer dan één slaapstoornis bij dezelfde patiënt en de therapeutische consequenties daarvan demonstreren.

Patiënt A is een 60-jarige vrouw. Haar hoofdklacht is overmatige slaperigheid overdag. Tenminste 2 keer per dag valt zij in een onbedwingbare slaap. De dutjes duren meestal een half uur; de patiënte voelt zich daarna redelijk verkwikt. Zij en haar partner ervaren de nachtslaap als zeer onrustig. Bovendien vertelt de partner dat zijn vrouw 's nachts heftig snurkt en frequente ademstops heeft. Deze duren tot enkele tientallen seconden.

Bij het onderzoek zien wij een kleine adipeuze vrouw; haar lichaamslengte bedraagt 1,60 m, haar gewicht 86 kg. Verder zijn er geen bijzonderheden. Op grond van de anamnese en het onderzoek lijkt de diagnose ‘slaapapneusyndroom’ met als gevolg daarvan excessieve slaperigheid overdag het waarschijnlijkst…

Auteursinformatie

Westeinde Ziekenhuis, Centrum voor Slaap- en Waakstoornissen, Postbus 432, 2501 CK Den Haag.

Dr.A.W.de Weerd, neuroloog; M.M.J.B.Thijssen en M.M.R.Verhelst, klinisch neurofysiologisch laboranten.

Contact dr.A.W.de Weerd

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.M.H.
de Ruijter

Zutphen, april 1997,

Het artikel van De Weerd et al. (1997:561-5) is onlangs door ons in ons intervisiegroepje besproken.

Allereerst willen wij graag onze waardering uitspreken voor de uiteenzetting van de auteurs. Eén zin heeft in het bijzonder onze aandacht getrokken: ‘Met een kleine dosis imipramine (25 mg vóór het slapen gaan), waarvan bekend is dat het de droomslaap vermindert . . .’ Opvallend was dat dit ons, vier psychiaters, niet bekend was. Helaas ontbreekt de bronvermelding. Graag willen wij een nadere onderbouwing zien van de bewering dat 25 mg imipramine de droomslaap vermindert.

Afgezien van de klinische relevantie bij narcolepsie zou een dergelijk medicatieregime wellicht gebruikt kunnen worden voor patiënten met nachtmerries. Te denken valt aan nachtelijke herbelevingen bij een posttraumatisch stresssyndroom, waardoor bij de betreffende patiënten angst ontstaat om te gaan slapen.

W.M.H. de Ruijter
L. Bolt
R. Groenhuyzen
R. Ravelli

Den Haag, juni 1997,

De vraag van collegae De Ruiter et al. betreft de werking van imipramine op de droomslaap.

Imipramine is een klassiek tricyclisch antidepressivum met een matig sedatieve en een sterk anticholinerge werking. Het remt bovendien de synaptische heropname van norepinefrine en, zeer belangrijk in het kader van de vraag, serotonine.1

Zowel de anticholinerge werking als het remmen van de heropname van serotonine heeft belangrijke invloed op de droomslaap.2 Hiervan is waarschijnlijk het antiserotinerge effect het belangrijkst. Verwacht kan worden dat ook andere antidepressiva die langs deze weg werken een vergelijkbaar effect op de droomslaap hebben en tot vermindering van de hoeveelheid droomslaap leiden, in combinatie met het verschuiven van het tijdstip van ontstaan van de droomslaap naar een later moment tijdens de nacht.

Bij patiënten met een depressie neemt de droomslaap toe en komt deze eerder in de nacht voor. Wanneer aan dergelijke patiënten antidepressiva worden gegeven, wordt de slaapstructuur weer normaal. Daarnaast is het effect van antidepressiva, in het bijzonder imipramine en clomipramine, bekend bij patiënten die stoornissen in de regulatie van de droomslaap hebben in het kader van narcolepsie. De plotselinge doorbraak van de droomslaap die de patiënt met narcolepsie zowel 's nachts als overdag parten speelt, kan goed behandeld worden met dergelijke medicatie.

Tenslotte vermelden wij graag de – niet gepubliceerde – ervaring uit ons Centrum voor Slaap- en Waakstoornissen dat patiënten met overmatig dromen goed te behandelen zijn met tricyclische antidepressiva.

A.W. de Weerd
M.M.J.B. Thijssen
M.M.R. Verhelst
Literatuur
  1. Farmacotherapeutisch Kompas. Amstelveen: Ziekenfondsraad, 1997; 107-8.

  2. Gaillard JM. Neurotransmittors and sleeppharmacology. In: Thorpe MJ, editor. Handbook of sleep disorders. New York: Dekker, 1990:65-75.