Dwalingen in de methodologie. XII. Pragmatische en pathofysiologische trials: een kwestie van vraagstelling

Klinische praktijk
A. Algra
Y. van der Graaf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:514-7
Abstract

Samenvatting

- De opzet van klinische trials hangt af van de vraagstelling.

- In pragmatische trials gaat het om de praktijkvraag: ‘Hoe moet ik patiënten met deze ziekte behandelen?’

- In pathofysiologische trials is de vraag: ‘Hoe werkt deze nieuwe behandeling?’

- Pragmatische trials worden gekenmerkt door weinig strenge selectie van patiënten voor het onderzoek, behandelingen die conform de alledaagse praktijk zijn en open zijn, uitkomstmaten die zich richten op de consequenties voor de patiënt en een ‘intention to treat’-analyse.

- Pathofysiologische trials worden gekenmerkt door een sterke selectie van de patiënten en door behandelingen die dubbelblind worden uitgevoerd en die pathofysiologisch zuiver zijn. Vaak worden surrogaateindpunten gebruikt en wordt de nadruk gelegd op ‘on treatment’-analysen.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, Julius Centrum voor Patiëntgebonden Onderzoek, Postbus 85.500, 3508 GA Utrecht.

Dr.A.Algra (tevens: afd. Neurologie) en mw.dr.Y.van der Graaf, artsen-epidemiologen.

Contact dr.A.Algra (A.Algra@neuro.azu.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

J.P.
Muizelaar

Sacramento, Calif., Usa, maart 1999,

Naar aanleiding van het artikel van Algra en Van der Graaf willen wij opmerken dat ‘explanatoir’ en ‘pragmatisch’ niets te maken hebben met patiëntenselectie, open of dubbelblind, of de methode van analyse, maar alles met de vraagstelling (1999:514-7).

Een treffend voorbeeld van een pragmatische trial is de door de auteurs besproken ‘National Institute of Neurological Disorders and Stroke(NINDS)-trial’ over trombolyse met alteplase, maar als wij Algra en Van der Graaf mogen geloven, was dit een explanatoire trial. Dit zou een explanatoire trial zijn geweest als de inclusiecriteria hadden bepaald dat een patiënt een bewezen intracraniële vaatafsluiting had en wanneer als uitkomstmaat was gekozen dat de behandeling met alteplase deze vaatafsluiting had kunnen opheffen. In deze trial was de vraagstelling echter: kan behandeling, binnen 3 uur, met alteplase vergeleken met placebo de genezing van de patiënt met een niet-hemorragische beroerte verbeteren? De uiterst pragmatische beantwoording van deze vraag was: ja. Ondanks het feit dat de behandeling met het verum (alteplase) het aantal (fatale) intracerebrale bloedingen deed toenemen, was de toename van het percentage patiënten zonder of met slechts zeer geringe neurologische afwijkingen en de afname van het percentage patiënten die overleden ten gevolge van hun beroerte zonder hemorragische complicaties (uiteindelijk was de sterfte in beide groepen gelijk, doch dat gold niet voor de oorzaken van overlijden) meer dan voldoende om deze behandeling als standaard in te voeren.

J.P. Muizelaar
A.
Algra

Utrecht, april 1999,

In de tabel van ons artikel hebben wij de contrasten tussen pragmatische en pathofysiologische trials opgesomd. Vervolgens hebben wij daar per punt enkele voorbeelden bij gegeven, zonder daarbij echter te hebben willen stellen dat de voorbeelden óf geheel pragmatisch óf geheel pathofysiologisch onderzoek betroffen. Verschillen betreffende de toepasbaarheid van de onderzoeksresultaten in de praktijk illustreerden wij aan de hand van de ‘NINDS-trial’ en de ‘International stroke trial’ (IST).12 Bij de ‘NINDS-trial’ was er een zeer strenge selectie van patiënten, die ertoe heeft geleid dat de bevindingen slechts kunnen worden toegepast op een klein deel van alle patiënten met een herseninfarct. Dit was aanleiding voor de Amerikaanse Food and Drug Administration om bij de registratie van alteplase een postmarketingonderzoek te verlangen. In dit onderzoek (‘Standard treatment with activase to reverse stroke’ (STARS)) werden de veiligheid en gezondheidsuitkomsten in de dagelijkse praktijk van 18 universiteitsklinieken en 38 perifere ziekenhuizen bestudeerd.3 De ‘NINDS-trial’ is daarmee een heel ander onderzoek dan de IST, waarvan de resultaten door de weinig strenge toelatingscriteria direct in de dagelijkse praktijk kunnen worden toegepast. Overigens zijn wij het met Muizelaar eens dat de ‘NINDS-trial’ wat betreft de keuze van de uitkomstmaat (een aantal klinische schalen) eerder als pragmatische trial beschouwd kan worden dan wanneer als uitkomstmaat het opheffen van een vaatafsluiting was gekozen.

A. Algra
Y. van der Graaf
Literatuur
  1. The National Institute of Neurological Disorders and Stroke rt-PA Stroke Study Group. Tissue plasminogen activator for acute ischemic stroke. N Engl J Med 1995;333:1581-7.

  2. International Stroke Trial Collaborative Group. The International Stroke Trial (IST): a randomised trial of aspirin, subcutaneous heparin, both, or neither among 19435 patients with acute ischaemic stroke. Lancet 1997;349:1569-81.

  3. Hamilton SA, on behalf of the STARS Investigators. Post approval experience with intravenous t-PA for treatment of acute stroke: a phase IV multicenter, prospective, monitored study [abstract]. Cerebrovasc Dis 1999;9 Suppl 1:125.