Dwalingen in de methodologie. V. De preventieparadox: weinigen met hoog risico versus velen met matig risico

Klinische praktijk
L.J. Gunning-Schepers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1998;142:1870-3
Abstract

Samenvatting

Bij goede primaire preventie zal een aantal gezonde mensen nooit weten dat zij aan ziekte of zelfs aan de dood ontsnapt zijn. Immers, heel veel mensen nemen aan een preventieprogramma deel, terwijl slechts enkelen zonder dat programma ziek geworden zouden zijn.

Toch levert zo'n populatiegerichte benadering vaak een grotere gezondheidswinst op (op bevolkingsniveau) dan een programma dat zich vooral richt op de groep met een heel hoog risico. Dit wordt wel ‘de preventieparadox’ genoemd.

De keuze tussen beide benaderingen geeft vaak aanleiding tot heftige discussies. De epidemiologie biedt een aantal maten die het schatten van effecten van interventies mogelijk maken.

De gezondheidswinst zal uiteindelijk vaak bepaald worden door de prevalentie van blootstelling en de daarbijbehorende risicocurve.

Bij de uiteindelijke keuze voor een preventiestrategie spelen echter ook nog andere overwegingen een rol, zoals de kosteneffectiviteit van verschillende interventies, mogelijke bijwerkingen, mogelijkheden om de hoogrisicogroep te identificeren en ethische aspecten.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Sociale Geneeskunde, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.prof.dr.L.J.Gunning-Schepers, epidemioloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Noordwijkerhout, augustus 1998,

Met belangstelling heb ik het artikel van collega Gunning-Schepers gelezen (1998:1870-3). Wanneer epidemiologen spreken en clinici horen hen aan, treft het de laatsten dat de eersten altijd de kosten en de winst van een gehele bevolking van een land van belang vinden. Zie regel 23 1e kolom bl. 1870: ‘voor de gehele bevolking aanzienlijke . . . winst’; bl. 1872 1e kolom r. 32 ‘kan een interventie . . . grotere winst op populatieniveau opleveren’; en 2e kolom r. 53 ‘winst . . .vertaald . . . in evenzoveel individuen die . . . ziek waren geworden’. Het is alles groepswinst en groepskosten.

De voordelen die een enkel individu van een interventie geniet, worden niet in ogenschouw genomen. Toch hebben de meeste geneeskundigen een individu tegenover zich als zij uitleg geven over een interventie, een gezondheidsmaatregel.

Is het ook mogelijk eens een beschouwing te geven over het belang dat een willekeurig individu aangaat? Zou er bijvoorbeeld iets gezegd kunnen worden wat het het gemiddelde individu waard is om de kans op ziekte a te verminderen van b‰ tot b-c‰, tegen de kosten in geld van ƒ  d,- en in tijd van e minuten? Zou op basis hiervan het beroep op verantwoordelijkheid, vrijwilligheid en mondigheid van de burger misschien meer steun kunnen krijgen bij het opzetten van preventieprogramma's? Is er werk in deze zin verricht?

P.H. Vooren