Diuretica bij de behandeling van arteriële hypertensie

C.J. Doorenbos
P. van Brummelen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:2092-5

Inleiding

Het ter beschikking komen van de oraal werkzame diuretica aan het eind van de jaren vijftig is ongetwijfeld een van de belangrijkste mijlpalen geweest in de farmacotherapie van arteriële hypertensie. Vanaf dat moment immers was het voor het eerst mogelijk grote aantallen patiënten effectief te behandelen voor hun verhoogde bloeddruk, zonder dat onaangename bijwerkingen of een streng dieet voor lief genomen moesten worden. Op grond van hun doeltreffendheid en goede verdraagbaarheid zijn diuretica gedurende vele jaren de hoeksteen geweest van de antihypertensieve therapie. Door een stroom van kritische publikaties over vermeende nadelige effecten en door het op de markt…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afdeling Nierziekten en Hypertensie, Rijnsburgerweg 10, 2333 AA Leiden.

C.J.Doorenbos en dr.P.van Brummelen, internisten.

Contact C.J.Doorenbos

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

A.
van der Kuy

Tilburg, januari 1989,

In een voortreffelijk overzichtsartikel over diuretica eindigen Doorenbos en Van Brummelen met de conclusie ‘Gezien het bovenstaande verdienen diuretica voor de meeste patiënten nog steeds de voorkeur bij de behandeling van essentiële hypertensie’ (1988;2092-5).

Deze conclusie komt echter plots uit de lucht vallen en wordt in dit artikel in het geheel niet gestaafd. Het woord ‘bètablokker’ wordt slechts éénmaal genoemd, zonder op de merites van deze groep nader in te gaan. Dit terwijl juist de laatste tijd er meer en meer gegevens vrijkomen welke erop wijzen dat bètablokkers voor bepaalde patiënten juist de voorkeur verdienen.

Het Maphy-onderzoek laat in een directe vergelijking van metoprolol met een diureticum zien dat, althans voor mannen, in de met de bètablokkers behandelde groep minder doden zijn ten gevolge van hart- en vaatziekten.1 In een commentaar op dit onderzoek zegt Lubsen: ‘I have always thought that the first choice doesn't matter, as long as it is a diuretic or betablocker. That view has to be changed. Maphy shows that metoprolol should perhaps be preferred, although 1 still would not force a patient to remain on it if side effects developed’.2 Door Khair en Kochar wordt gesteld: ‘Beta adrenergic blocking drugs have grown in popularity and are increasingly being used instead of diuretics as first-line therapy’ en dat ‘treatment can be tailored to specific patients needs’.3

Bij deze auteurs wil ik mij graag aansluiten. Patiënten met milde hypertensie zijn geen homogene groep. Zij vertegenwoordigen verschillende graden van verschillende risicofactoren. Een individuele keuze van het geneesmiddel is hiervoor de aangegeven weg. Voor het primaat van diuretica is in deze benadering geen plaats meer.

A. van der Kuy
Literatuur
  1. Wikstrand J, Warnold I, Olsson G, Tuomiletho J, Elmfeldt D, Berglund G. Primary prevention with metoprolol in patients with hypertension. Mortality results from the MAPHY study. JAMA 1988; 259: 1976-82.

  2. Lubsen J. Comments: Primary prevention with metoprolol in patients with hypertension. Astra cardiovascular literature. August 1988.

  3. Khair GZ, Kochar NS. Mild hypertension, diuretics and cardiac arrhythmias. Consensus amid controversy? Am Heart J 1988; 116: 216-9.

C.J.
Doorenbos

Leiden, januari 1989,

Vanzelfsprekend moet antihypertensieve behandeling aangepast worden aan de individuele patiënt.1 In ons artikel werden enkele bezwaren tegen diuretica gerelativeerd. Bètablokkers vielen buiten dit kader, maar er kan geen twijfel over bestaan dat ze goede antihypertensiva zijn, met hun specifieke voor- en nadelen. Dat bètablokkers in het algemeen de voorkeur zouden verdienen boven diuretica is onzes inziens geen uitgemaakte zaak. In de MAPHY-trial waren de totale en de cardiovasculaire sterfte weliswaar lager tijdens behandeling met metoprolol dan met diuretica, maar een voordeel van bètablokkers ten opzichte van diuretica werd niet gevonden in de MRC-trial,3 de IPPPSHtrial4 en de HAPPHY-trial.5 Over de reden van deze discrepantie kan men slechts speculeren. Als bij een patiënt geen speciale indicaties of contra-indicaties bestaan voor een bepaald middel, zijn de kosten van groot belang en zijn diuretica niet te verslaan. Dit betekent, dat diuretica voor vele, zo niet de meeste, patiënten nog steeds de voorkeur verdienen bij de behandeling van essentiële hypertensie.

C.J. Doorenbos
P. van Brummelen
Literatuur
  1. Anonymus. The 1988 report of the Joint National Committee on detection, evaluation and treatment of high blood pressure. Arch Intern Med 1988; 148: 1023-38.

  2. Wikstrand J, Warnold I, Olsson G, Tuomilehto J, Elmfeldt D, Berglund G. Primary prevention with metoprolol in patients with hypertension. Mortality results from the MAPHY study. JAMA 1988; 259: 1976-82.

  3. Medical Research Council Working Party. MRC trial of treatment of mild hypertension: Principal results. Br Med J 1985; 291: 97-104.

  4. The IPPPSH collaborative group. Cardiovascular risk and risk factors in a randomized trial of treatment based on the beta blocker oxprenolol: the International Prospective Primary Prevention Study in Hypertension ((IPPPSH). J Hypertens 1985; 3: 379-92.

  5. Wilhemsen L, Berglund G, Elmfeldt D, et al. Beta-blockers versus diuretics in hypertensive men: Main results from the HAPPHY trial. J Hypertens 1987; 5: 561-72.