Diagnose in beeld (284). Een man met het syndroom van Horner, ipsilaterale hoofdpijn en dysfasie

Wat is de diagnose?
L.M.F. Rademakers
P.J. Koehler
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:1673
Abstract

Casus

Een 56-jarige man werd ’s ochtends op zijn werk plotseling onwel, sprak wartaal en gebruikte verkeerde woorden. Hij kon de deur niet openen en liet voorwerpen uit zijn handen vallen. Soortgelijke klachten had hij nooit eerder gehad. Hij had 2 weken tevoren last gekregen van hoofdpijn links temporaal en hij had tevens een kleinere pupil links opgemerkt. Hij was door zijn huisarts behandeld met ibuprofen. De recente voorgeschiedenis vermeldde overigens geen halstrauma. Bij neurologisch onderzoek werden een (partieel) syndroom van Horner links (figuur a), een gemengde dysfasie en een dyspraxie gevonden. Tevens had patiënt een hypesthesie aan…

Auteursinformatie

Atrium Medisch Centrum, afd. Neurologie, Postbus 4446, 6401 CX Heerlen.

Hr.L.M.F.Rademakers, coassistent; hr.dr.P.J.Koehler, neuroloog.

Contact hr.dr.P.J.Koehler (pkoehler@knmg.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Nijmegen, augustus 2006,

Rademakers en Koehler beschrijven een man met het syndroom van Horner, zich uitend in miosis en ptosis links, als teken van een dissectie van de linker A. carotis interna (2006:1673). Uit deze casus kunnen wij niet opmaken welke gegevens de auteurs doen concluderen dat er sprake is van een partieel syndroom van Horner. Het syndroom van Horner is gedefinieerd als de aanwezigheid van ptosis en miosis ten gevolge van een gestoorde sympathische innervatie van het oog. De term ‘partieel syndroom van Horner’ is onduidelijk als niet genoemd wordt wat er ontbreekt.

Lezers kunnen veronderstellen dat het ontbreken van enophthalmus bedoeld wordt, omdat ook recente artikelen soms nog de oorspronkelijke trias van het syndroom noemen: ptosis, miosis en enophthalmus.1 Inmiddels is echter aangetoond dat patiënten met dit syndroom geen enophthalmus hebben.2 Mogelijk bedoelen de auteurs dat er geen faciale anhidrosis aanwezig was. Bij betrokkenheid van de postganglionaire sympathische zenuwen kan de anhidrosis in het gelaat ontbreken, of beperkt blijven tot het ipsilaterale deel van het voorhoofd.2

Y. Sharifi
J.R.M. Cruysberg
Literatuur
  1. Zafeiriou DI, Economou M, Koliouskas D, Triantafyllou P, et al. Congenital Horner’s syndrome associated with cervical neuroblastoma. Eur J Paediatr Neurol. 2006;10:90-2.

  2. Thompson HS, Miller NR. Disorders of pupillary function, accommodation, and lacrimation. In: Miller NR, Newman NJ, editors. Walsh and Hoyt’s clinical neuro-ophthalmology. Vol 1. 5th ed. Baltimore: Williams & Wilkins; 1998. p. 961-1040.

P.J.
Koehler

Heerlen, augustus 2006,

Hoewel Johann Friedrich Horner (1831-1886) na uitgebreid en nauwkeurig onderzoek constateerde dat er bij het naar hem genoemde syndroom sprake moest zijn van enophthalmus,1 2 wordt dit tegenwoordig door veel onderzoekers weersproken.3 4 Zoals de briefschrijvers in hun reactie aangeven, bestaat het syndroom uit de trias ptosis, miosis en anhidrosis. Derhalve ontbrak het symptoom ‘anhidrosis’ bij onze patiënt.

P.J. Koehler
L.M.F. Rademakers
Literatuur
  1. Bruyn GW, Gooddy W. Horner’s syndrome. In: Koehler PJ, Bruyn GW, Pearce JMS, editors. Neurological eponyms. New York: Oxford University Press; 2000. p. 227-33.

  2. Horner JF. Über eine Form von Ptosis. Klin Monatsbl Augenheilkd. 1869;7:193-8.

  3. Daroff R. Enophthalmos is not present in Horner syndrome. PLoS Med. 2005;2:e120.

  4. Wiel HL van der, Gijn J van. No enophthalmos in Horner’s syndrome. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 1987;50:498-9.