Defibrilleren met een automatische externe defibrillator buiten het ziekenhuis: een levensreddende, maar voorbehouden handeling?

Perspectief
R.W. Koster
J.M. Buiting
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:482-5
Abstract

Samenvatting

De toepassing van de automatische externe defibrillator kan het succes van reanimatiepogingen buiten het ziekenhuis verhogen omdat daarmee door leken kan worden gedefibrilleerd in afwachting van de komst van een ambulance. Defibrilleren wordt in de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) echter aangemerkt als een voorbehouden handeling. Defibrilleren met een automatische externe defibrillator kan beter worden uitgezonderd van de lijst van voorbehouden handelingen, omdat de toepassing van het apparaat praktisch 100 veilig is en omdat het onderwerp niet binnen de reikwijdte van deze wet valt, daar deze beperkt is tot beroepsmatig handelen en handelen zonder noodzaak. Defibrilleren met een automatische externe defibrillator is toelaatbaar.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Cardiologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Dr.R.W.Koster, cardioloog.

Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing, Utrecht.

Mr.J.M.Buiting, arts.

Contact dr.R.W.Koster

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Wijk bij Duurstede, februari 1999,

Naar aanleiding van het artikel van Koster en Buiting wil ik graag een paar korte opmerkingen maken (1999:482-5). In het artikelschittert de huisarts door afwezigheid. In Nederland zal op het platteland en in kleinere steden de huisarts nog steeds degene zijn die na een paar minuten aanwezig is in geval van calamiteiten. Alvorens grote aantallen leken met een automatische externe defibrillator uit te gaan rusten, lijkt het mij zinniger eerst de huisarts hier eens mee op pad te sturen.

In Wijk bij Duurstede en Cothen krijgen binnenkort alle huisartsen een automatische externe defibrillator. Het initiatief ging uit van de GGD in Utrecht, die ook de opleiding en de technische ondersteuning verzorgde. Wellicht is het zinvol ook andere groepen huisartsen met deze mogelijkheid vertrouwd te maken, de resultaten te evalueren en daarna pas eventueel de wet te gaan wijzigen, als dat dan nog nodig lijkt.

A.W. Huisman

Amsterdam, maart 1999,

In ons artikel zijn wij slechts summier ingegaan op de organisatorische aspecten van ‘first responder’-defibrillatie. Het is minder belangrijk wie de defibrillator bedient als wel hoe snel deze wordt toegepast en hoe de vertraging (tussen collaps en defibrillatieschok) tot het uiterste bekort kan worden. Die vertraging moet gereduceerd worden tot ten hoogste 3-5 minuten, wil de overlevingskans belangrijk stijgen boven de huidige kans op succes. Wil de huisarts als first responder die taak vervullen, dan vereist dat een geavanceerd alarmeringssysteem, geactiveerd door de centrale post ambulancevervoer, waarbij de huisarts bereid en in staat moet zijn onder alle omstandigheden die snelle reactie te bieden. Voorzover ons bekend is het systeem slechts op een enkele plaats in Nederland zo opgezet, maar voor reanimaties niet geëvalueerd.

De belangrijkste strekking van ons betoog was dat de veiligheid van de defibrillator ook in lekenhanden nagenoeg volledig is gewaarborgd. Dat biedt de mogelijkheid het uitstel te verkleinen tussen collaps en defibrillatie met behulp van anderen dan de reguliere hulpverlening door de ambulance. De huisarts zou dat kunnen zijn, maar er zijn ook anderen die door hun wijze van organisatie (bijv. politie), aanwezigheid (bijv. EHBO'ers bij grote manifestaties) of gebrek aan alternatief (bijv. in een vliegtuig) voor de rol van first responder in aanmerking komen. Wanneer het initiatief van de GGD in Utrecht op adequate wijze wordt geëvalueerd, kan te zijner tijd de plaats van de huisarts in de ‘keten van overleving’ duidelijk worden.

R.W. Koster
J.M. Buiting