De waarde van echografie bij de vroege diagnostiek van congenitale heupdysplasie

– Ultrasonography (US) of the hip is a new development in diagnostic imaging of congenital dysplasia of the hip (CDH). Since parts of the hip joint not yet ossified are visualized as well, this method in principle permits diagnosis of CDH immediately after birth. A personal study of 116 children younger than one year referred to our out-patient department, and a review of the literature show that hip US can be very valuable in clinical practice. The exclusion of CDH plays a major part: the negative predictive value of hip US is 98, which renders presence of CDH in cases with negative US examination highly unlikely. Sensitivity of US for CDH is high: 96. The specificity we calculated for all our patients was 88. In the age group of 0 to 3 months, however, it was only 70.

It is concluded that hip US is a very valuable method of screening for CDH in high-risk children, and may be used in the follow-up of cases of known CDH. The positive predictive value in an unselected population is probably low. US screening of all neonates for CDH therefore must at this moment still be rejected.

Samenvatting

Echografie van de heup is een nieuwe ontwikkeling in de beeldvormende diagnostiek bij congenitale heupdysplasie. Omdat daarbij ook de nog niet verbeende delen van het heupgewricht kunnen worden afgebeeld, is diagnostiek met deze methode in principe reeds direct na de geboorte mogelijk.

Uit eigen onderzoek bij 116 patiënten en uit literatuuronderzoek blijkt dat de waarde van de heupechografie voor de klinische praktijk groot is. Het uitsluiten van congenitale heupdysplasie speelt daarin een belangrijke rol. De negatief voorspellende waarde van de heupechografie was in onze groep 98, zodat bij een negatieve uitslag van de echografie het aanwezig zijn van een congenitale heupdysplasie zeer onwaarschijnlijk is. De sensitiviteit was 96. De specificiteit bedroeg bij onze patiënten tot één jaar 88, voor de leeftijdsgroep 0-3 maanden 70.

Geconcludeerd wordt, dat echografie veel waarde heeft als screening-onderzoek bij kinderen met een verhoogd risico voor congenitale heupdysplasie en als controle-onderzoek bij kinderen met een reeds bekende congenitale heupdysplasie. Gezien de waarschijnlijk lage positief voorspellende waarde in een populatie kinderen zonder symptomen moet screening-onderzoek van alle pasgeborenen vooralsnog van de hand worden gewezen.