De hik

Klinische praktijk
J.B.M. ten Holter
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2659-62
Abstract

Samenvatting

- Hoewel de hik een alledaags fenomeen is, is er weinig bekend over de pathofysiologie en nog minder over de functie.

- Voor een hikreflex is weinig wetenschappelijke onderbouwing. De sluiting van de glottis wordt mogelijk door een actieve contractie van de stemspleet veroorzaakt, maar kan ook passief plaatsvinden vanwege een plotselinge myocloniforme contractie van de inspiratoire musculatuur die tot een snelle daling van de intrathoracale druk leidt.

- Meestal is de hik onschuldig en voorbijgaand, echter de hik kan ook een serieus medisch probleem zijn vanwege de chroniciteit en het onderliggend lijden.

- Er zijn vele therapieën beschreven voor de hik, variërend van eenvoudige manoeuvres tot medicamenteuze en chirurgische interventies.

- Chloorpromazine is het enige middel dat is geregistreerd voor de behandeling van persisterende hik, maar het heeft veel bijwerkingen. In de praktijk wordt baclofen veel toegepast en er zijn gunstige ervaringen met piracetam.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2659-62

Auteursinformatie

Deventer Ziekenhuis, afd. Neurologie, Postbus 5001, 7400 GC Deventer.

Hr.J.B.M.ten Holter, neuroloog.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Tilburg, november 2005,

Het overzichtsartikel over de hik (2005:2659-62) verscheen op het moment dat wij patiënt A hadden opgenomen met braken en de hik; deze waren ontstaan een dag nadat hij de eerste kuur chemotherapie had gekregen voor een plaveiselcelcarcinoom in de bovenkwab van de rechter long. Deze 62-jarige man presenteerde zich op de Eerste Hulp wegens veelvuldig braken, ontstaan een dag na infusie van cisplatine en gemcitabine. Daarbij bestond sinds 24 uur een continue hik. Wegens de nauwe tijdsrelatie en de afwezigheid van andere klachten als zuurbranden, opboeren of diarree werd de hik verklaard als bijwerking van de chemotherapie. De hik, die tijdens opname voortduurde, werd uiteindelijk geduid als bijwerking van ondansetron dat patiënt als anti-emeticum had gekregen. Chloorpromazine en lorazepam gaven geen verlichting van de hik. Na 72 uur was de hik gestopt, na behandeling met baclofen.

Wegens het daarnaast bestaand aanhoudend braken werd een gastroscopie verricht, welke een verrassende bevinding liet zien. Er was een groot ulcus op de angulus in de maag. Achteraf gezien was dit waarschijnlijk de oorzaak voor het braken en de aanhoudende hik. Ondansetron wordt in onze kliniek protocollair gebruikt. Aangezien wij eerder een patiënt gezien hebben met de hik na gebruik van ondansetron was dit voor ons in eerste instantie een logische verklaring voor de hik van patiënt A. Deze casus leert ons door het aan het licht komen van een groot ulcus altijd alert te blijven en de differentiaaldiagnose breed te houden.

J.C. Verhave
H.Th.J. Roerdink