De ene longtumor is de andere niet

Klinische praktijk
J. Stolk
H.C.J. van Klink
L.N.A. Willems
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1996;140:2261-2

Dames en Heren,

De diagnostiek van longtumoren is het dagelijkse werk van vrijwel iedere klinisch werkende longarts. Bij de meeste patiënten met een longtumor staat een mogelijk carcinoom bovenaan in de differentiaaldiagnose. Voor de longarts staan verschillende mogelijkheden ter beschikking om cytologisch of histologisch bewijs te verkrijgen voor deze diagnose. De tumor kan met biopteur, borsteltje of spoelsel per bronchoscoop bereikt worden. Als dit niet tot een verwachte diagnose leidt, kan een transthoracale punctie in de tumor resultaat opleveren. Deze wijze van diagnostiek kan ondersteund worden met gebruik van röntgendoorlichting of computertomografie. Soms levert dit diagnostische traject niet de verwachte maligniteit op. Er doen zich dan de volgende vragen voor:

– Is er werkelijk geen maligniteit aanwezig?

– Wat moet de differentiaaldiagnose worden als carcinoom niet is aangetoond?

– Is het verstandig het beloop van de tumorgroei af te wachten?

De twee onderstaande ziektegeschiedenissen dienen ter illustratie voor de beantwoording…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Longziekten, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Dr.J.Stolk en dr.L.N.A.Willems, longartsen.

Diaconessenhuis, afd. Longziekten, Leiden.

H.C.J.van Klink, longarts.

Contact dr.J.Stolk

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties