De betekenis van laparoscopie bij chronische buikpijn

Onderzoek
A.A.W. Peters
J.B. Trimbos
H.J.M. Elie
E.V. van Hall
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:1319-21
Abstract

Samenvatting

De laparoscopie geniet een toenemende populariteit, ook in de diagnostiek bij vrouwen met chronische buikpijnklachten. In een retrospectief onderzoek, verricht bij 85 vrouwen met chronische buikpijn, kon slechts bij 15 patiënten een afwijking worden gevonden. Bij 12 van deze 15 werd een behandeling ingesteld; deze leidde slechts bij 7 patiënten tot een verbetering van de klachten. Andere onderzoekingen hebben reeds aangetoond dat eenzelfde percentage afwijkingen gevonden wordt bij vrouwen zonder buikpijnklachten. De aandacht wordt erop gevestigd dat de laparoscopie niet zonder meer als een aanwinst gekenmerkt kan worden en dat er tevens nadelen aan deze methode verbonden zijn.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Gynaecologie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

A.A.W.Peters, dr.J.B.Trimbos en prof.dr.E.V.van Hall, gynaecologen; mw.H.J.M.Elie, student-assistent.

Contact A.A.W.Peters

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, juli 1986,

Publikatie van dit artikel (1986;1319-21) geeft mij aanleiding het ziektebeeld van de buikwandneuralgie (ofwel bekkenpijnsyndroom) nog eens onder de aandacht van de lezers van dit tijdschrift te brengen. Ik vraag mij af of de beschreven patiënte met chronische buikpijn, die zes maal tevergeefs werd geopereerd, niet aan dit ziektebeeld lijdt, en hoe vaak deze diagnose bij de 85 andere patiënten gesteld had kunnen worden. Over de buikwandneuralgie schreef Kloosterman in 1963 een klinische les;1 in 1981 zijn over dit syndroom twee samenvattingen van wetenschappelijke voordrachten verschenen.23 Peters et al. vermelden wel de klinische les in hun literatuurlijst, maar (h)erkennen blijkbaar dit ziektebeeld niet, althans zij vermelden niet dat één van hun patiënten eraan zou kunnen lijden.

Indien men op grond van de anamnese en een zorgvuldig en voorzichtig gynaecologisch onderzoek deze diagnose heeft kunnen stellen, dan is de therapie geen ‘schot in het duister’ meer, wat overigens niet wil zeggen dat de behandeling altijd even gemakkelijk is. Eenvoudig laboratoriumonderzoek en echoscopie van de onderbuik kunnen nuttig zijn, laparoscopie is echter zelden nodig. Aan een patiënte met buikwandneuralgie (evenmin als aan een patiënte met trigeminusneuralgie) zegge men nooit ‘wij kunnen niets vinden’ of ‘er is niets aan de hand’; bij een juist uitgevoerd gynaecologisch onderzoek vindt men namelijk een aantal pijnlijke drukpunten aan de binnenkant van de buikwand. Buikwandneuralgie is dan ook geen diagnose per exclusionem, maar een concrete bevinding bij vaginaal toucher.4

Is de diagnose gesteld, dan begint men de behandeling met een gesprek, waarin aan de patiënte het syndroom wordt uitgelegd,1 andere vormen van behandeling vindt men elders beschreven;235 psychosociale hulpverlening is in het algemeen even onjuist als het uitvoeren van nodeloze operaties4 en het geven van zinloze medicijnen.

R.W. Bakker
Literatuur
  1. Kloosterman GJ. Pijn in de onderbuik. [LITREF JAARGANG="1963" PAGINA="101-7"]Ned Tijdschr Geneeskd 1963; 107: 101-7.[/LITREF]

  2. Loendersloot EW, Reeper M de. Het bekkenpijnsyndroom. [LITREF JAARGANG="1981" PAGINA="121-2"]Ned Tijdschr Geneeskd 1981; 125: 121.[/LITREF]

  3. Vlaanderen W. Praktische aanpak van buikwandneuralgie. [LITREF JAARGANG="1981" PAGINA="121-2"]Ned Tijdschr Geneeskd 1981; 125: 121-2.[/LITREF]

  4. Vlaanderen W. De spontane abortus. Amsterdam, 1983. Proefschrift.

  5. Bakker RW, Stenvers JW. Buikwandneuralgie en de neurologische behandeling. Practitioner (Nederlandse uitgave) februari 1986: 167-70.

A.A.W.
Peters

Leiden, juli 1986,

Wij hebben ons in dit eerste onderzoek beperkt tot de vraag of laparoscopie zonder meer als aanwinst gekenmerkt kan worden in de diagnostiek bij vrouwen met chronische buikpijn. Wij zijn dan ook niet verder ingegaan op alle andere facetten die een rol spelen in de diagnostiek, behandeling en begeleiding. Binnenkort hopen wij uitgebreider te rapporteren over een prospectief onderzoek bij vrouwen met chronische buikpijn, wat mede mogelijk wordt gemaakt door een subsidie van het Praeventiefonds. Daarop vooruitlopend kunnen wij stellen dat wij aan buikwandneuralgie zeker als ziektebeeld uitgebreid aandacht besteden.1 Wij willen dan ook nogmaals duidelijk verklaren dat bij een integrale benadering van de vrouwen met chronische buikpijn ook zeker alle aandacht besteed wordt aan somatische factoren. Verder zijn wij het vanzelfsprekend met de schrijver eens dat indien een diagnose gesteld wordt de behandeling begint met een gesprek waarin aan de patiënte het syndroom wordt uitgelegd. Dit geldt vanzelfsprekend niet alleen voor de buikwandneuralgie.

Minder eens zij wij het met de schrijver met de laatste opmerking waarin hij stelt dat psychosociale hulpverlening in het algemeen even onjuist is als het uitvoeren van een nodeloze operatie en het geven van zinloze medicijnen. Het ware juister geweest als er gesproken was van onnodige psychosociale hulpverlening. Wij willen er met nadruk op wijzen dat psychosociale begeleiding van vrouwen met chronische buikpijn vaak onmisbaar is bij een juiste benadering.

A.A.W. Peters
J.B. Trimbos
H.J.M. Elie
E.V. van Hall
Literatuur
  1. Slocombe JC. Neurological factors in chronic pelvic pain. Trigger points and the abdomic pelvic pain syndrome. Am J Obstet Gynecol 1984; 149: 536-43.