De betekenis van endocervicale cellen in het uitstrijkpreparaat en een nieuwe techniek voor het afnemen van endocervicale uitstrijken

Onderzoek
J.B. Trimbos
A.A.W. Peters
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:162-5
Abstract

Samenvatting

Bij 30 patiënten van wie de laatste cervixuitstrijk geen endocervicale cilinderepitheelcellen bevatte, werden twee herhalingsuitstrijkjes gemaakt, een met een bevochtigde wattenstok en een met een cervixborstel (Cytobrush). Met de wattenstok werden opnieuw geen endocervicale cellen verkregen bij 21 van de 30 patiënten; met de borstel was dit slechts bij 3 patiënten het geval (p < 0,001; toets van McNemar). Ook in kwantitatieve zin was de celopbrengst met de cervixborstel groter. De aanwezigheid van endocervicale cellen in de cervixuitstrijkjes geeft zekerheid dat de transformatiezone adequaat is uitgestreken, waardoor het aantal fout-negatieve bevindingen wordt verkleind. De conclusie luidt dat de onderzochte cervixborstel voor het maken van een endocervicaal uitstrijkpreparaat doeltreffender is en een hogere opbrengst geeft dan de gebruikelijke wattenstok.

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis, afd. Gynaecologie, Postbus 9600, 2300 RC Leiden.

Dr. J.B. Trimbos en A.A.W. Peters, gynaecologen.

Contact dr. J.B. Trimbos

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Leiden, februari 1986,

Trimbos et al. meldden dat de cervixborstel ‘Cytobrush’ voor het maken van een endocervixuitstrijkpreparaat doeltreffender is en een hogere opbrengst geeft dan de gebruikelijke wattenstok (1986; 162-5). Om de kwaliteit van de cytologische diagnostiek in de eerstelijnsgeneeskunde te verbeteren, zond het Leids Cytologisch en Pathologisch Laboratorium in februari 1985 tien borsteltjes naar ieder van de meer dan 500 huisartsen. Bij de eerste beoordeling in mei 1985 bleek dat zonder uitzondering de huisartsen die deze methode toepasten, een score bereikten van vrijwel 100&percnt; representatieve uitstrijkjes (uitstrijkjes met endocervicale cellen);12 de overigen scoorden veel lager, en hadden onderling een zeer grote spreiding in percentages representatieve uitstrijken. Over een grotere hoeveelheid preparaten (september 1985) bleek de opbrengst ‘positieve’ (klasse IIIB en hoger) in de Cytobrush-groep significant hoger te zijn geworden. Daarnaast vonden wij naar verwachting dat de premaligne afwijkingen van het endocervixepitheel vaker werden gediagnostiseerd bij de Cytobrush-groep.3

Naar aanleiding van een vraag van Trimbos et al. of het borsteltje wel of niet routinematig dient te worden toegepast, beoordeelden wij het totale materiaal van 1985. Hierbij concentreerden wij ons op de vraag of binnen de groep van cervicale intra-epitheliale neoplasie verschillen waren in de Cytobrush-en de spatelgroep (tabel). Het verschil voor de lichte dysplasie is nihil (factor 1,11). Dit is te verwachten, aangezien de meerderheid van de lichte dysplasieën op de ectocervix is gelokaliseerd, dus met de spatel goed bereikbaar is.4 De ernstigere afwijkingen – sterk atypische reservecelhyperplasie, sterke dysplasie en carcinoma in situ – liggen vaker in het endocervicale kanaal.4 Het is dan ook begrijpelijk dat de Cytobrush die hoger in het endocervicale kanaal reikt dan de spatel, voor deze afwijkingen een hogere opbrengst in de combinatiemethode geeft.

In het afgelopen jaar hebben wij een groot aantal (7531) Cytobrush-preparaten bekeken. Onze groep is het er unaniem over eens dat de positieve preparaten veel gemakkelijker te classificeren zijn, omdat ze zoveel afwijkende cellen bevatten. Wij menen derhalve dat, zeker wanneer de uitstrijken door verschillende artsen worden gemaakt, de Cytobrush-methode grote voordelen heeft voor de individuele patiënt (minder onnodige herhalingsuitstrijken) en voor het laboratorium (mooiere preparaten). Daarnaast is het voor de huisartsen ook veel bevredigender vrijwel alleen representatieve uitstrijken te maken. Tegen deze grote voordelen valt het extra bedrag van 55 cent voor een Cytobrush in het niet.

M.E. Boon
J.J.M. Alons van Kordelaar
Literatuur
  1. Boon ME. De Cytobrush-methode; een middel ter verbetering van de kwaliteit van door huisartsen gemaakte cervixuitstrijken. Huisarts Wet 1985; 28: 322-4.

  2. Elias A, Linthorst G, Bekker B, Vooijs GP. The significance of endocervical cells in the diagnosis of cervical epithelial changes. Acta Cytol (Baltimore) 1983; 27: 225-9.

  3. Boon ME, Alons van Kordelaar JJM. Consequences of the introduction of the combined spatula-Cytobrush method for cervical cytology. Acta Cytol (Baltimore) 1986. Wordt gepubliceerd.

  4. Burghardt E. Latest aspects of precancerous lesions in squamous and columnar epithelium of the cervix. Int J Gynaecol Obstet 1970; 8: 573-80.