De ambivalente doodswens van ouderen die niet ernstig ziek zijn

Perspectief
Els van Wijngaarden
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2020;164:D4925
Abstract

Samenvatting

De afgelopen tijd is er weer volop debat over legalisatie van hulp bij zelfdoding bij ouderen die hun leven ‘voltooid’ achten zonder dat zij ernstig ziek zijn. Voor zorgvuldige beleidsbeslissingen is grondige wetenschappelijke kennis nodig. Zelf doe ik sinds 2012 onderzoek naar de thematiek van ‘voltooid leven’. In dit artikel zet ik de huidige stand van de wetenschap op een rij: over welke ouderen hebben we het eigenlijk? Wat zijn omstandigheden en kenmerken van niet ernstig zieke ouderen met een doodswens? Wat is de aard van hun doodswens? Op basis van deze onderzoeksbevindingen is het evident dat de term ‘voltooid leven’ in dit kader ongepast is. Daarom pleit ik ervoor om gewoon te spreken van een doodswens. Dat biedt ruimte voor het onderkennen van de verschillende overwegingen en omstandigheden die aan zo’n doodswens ten grondslag kunnen liggen.

Auteursinformatie

Universiteit voor Humanistiek, leerstoelgroep Zorgethiek, Utrecht: dr. E. van Wijngaarden, zorgethicus.

Contact E. van Wijngaarden (E.vanWijngaarden@UvH.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Els van Wijngaarden ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Dank voor dit mooie overzichtsartikel over een onderwerp wat men in praktijk toch regelmatig tegenkomt maar waar nog weinig literatuur over is. Als AIOS ouderengeneeskunde zien wij deze problematiek zowel in de verpleeghuizen terug als in de eerste lijn.
De doodswens lijkt niet altijd makkelijk besproken te worden en is voor (sommige) patiënten een taboe om ter sprake te brengen. Echter laten de ambivalentie en lijdensdruk zoals beschreven in dit artikel wel zien hoe belangrijk het is om ook bij deze groep patiënten actief beleid te maken.
Een streven kan zijn het levenseinde te bespreken met álle patiënten, ook wanneer deze niet direct op somatische of psychogeriatrische gronden aanstaande lijkt te zijn.
In het kader van de Advance Care Planning wordt dit in het verpleeghuis - waar per definitie al somatische of psychogeriatrische problematiek speelt - al in een vroeg stadium gedaan. Het open bespreken van de dood en wensen rondom het levenseinde kan voor patiënten enerzijds en opluchting zijn, maar daarbij ook veel duidelijkheid geven ten aanzien van opties en mogelijkheden. Hierin zijn parallellen te trekken met benadering van suïcidaliteit bij psychiatrische problematiek. Het bespreekbaar maken, concretiseren en benoemen van de mogelijke ambivalentie; het contact maken en oprecht luisteren naar een worsteling die zich (in stilte) kan afspelen bij de patiënt is iets wat in beide specialisaties helpend is.
Of de doodswens een keuze of een symptoom van een ziekte is, is een complexe vraag. Lijdensdruk, eenzaamheid en gevoel er niet meer toe te doen kunnen met en zonder psychiatrische of somatische problematiek ontstaan. De multidisciplinaire benadering die wij als specialisten ouderengeneeskunde toepassen lijkt hierin wel helpend om te kunnen zoeken naar mogelijkheden tot verbetering, die niet alleen afhangen van pathologie en psychiatrie, maar ook van mogelijkheden tot aanpassingen op andere domeinen. Voorbeelden zijn dagbehandeling, ondersteunen van het steunsysteem, gesprekken over het levenseinde en afspraken over behandelbeperkingen. Dit kan mensen het gevoel van regie over hun eigen leven terug geven juist het gevoel van een gebrek hieraan kan een belangrijke factor zijn in de wens voor actieve levensbeëindiging. Dit blijkt ook uit het hierboven vermelde overzichtsartikel.
In dit artikel wordt de schatting gemaakt dat in Nederland grofweg 10 000 55-plussers een actieve doodswens hebben; driekwart daarvan is jonger dan 75 jaar. Een groot deel zou een doodswens hebben die al hun hele leven of ten minste meerdere jaren zou bestaan wat deze wens niet levensfase-gebonden maakte. Deze groep zal zich voor het overgrote gedeelte buiten de radar van de specialist ouderengeneeskunde bevinden en daardoor niet automatisch een ACP-gesprek hebben met een arts. Dit onderzoek leverde echter ook op dat er geen aanwijzingen zijn dat er een groep gezonde, montere ouderen is met een persisterende doodswens in afwezigheid van lijden; dat wil zeggen dat er bij vrijwel iedere patiënt met een actieve doodswens sprake is van (forse) gezondheidsproblemen, waardoor iedere patiënt in zicht zou zijn van een arts ware het de huisarts, de SO of een specialist in het ziekenhuis. Dit sluit aan bij het streven het ACP-gesprek of ten minste het vragen naar een (ambivalente) doodswens in de spreekkamer van iedere arts, die gezien kan worden als regiebehandelaar, te laten plaatsvinden.

Rosa Bauhuis en Silke Janssen, AIOS ouderengeneeskunde bij VOSON