Contra-indicaties tegen vaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma

Klinische praktijk
H.C. Rümke
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1989;133:1975-7

Inleiding

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft als onderdeel van haar programma ‘Health for all by the year 2000’ een sterke impuls gegeven aan het bevorderen van de vaccinatietoestand van kinderen. Dit ‘expanded programme on immunization’ (EPI) is primair gericht op vaccinatie tegen difterie, kinkhoest, tetanus (bij pasgeborenen), poliomyelitis, mazelen en tuberculose. In sommige landen is het entprogramma uitgebreid met vaccinatie tegen gele koorts, hepatitis B, bof en rubella.

De WHO tracht door een sterk programmatische aanpak een breed draagvlak voor alle EPI-activiteiten te verkrijgen, zowel bij de werkers in de gezondheidszorg (met name degenen die betrokken zijn bij de uitvoering van het EPI), als bij het publiek. In dit kader wordt door de WHO aanbevolen dat in ieder land de overheid duidelijk formuleert welke contra-indicaties gelden tegen vaccinaties. Per land moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds mogelijke nadelen van vaccinatie, zoals bijwerkingen, en anderzijds risico's van het onthouden van een…

Auteursinformatie

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Postbus 1, 3720 BA Bilthoven.

Dr.H.C.Rümke, kinderarts.

Verantwoording

Namens de Werkgroep Rijksvaccinatieprogramma van de Gezondheidsraad, bestaande uit dr.H.Bijkerk (tot 1 januari 1989), prof.dr.J.Huisman (voorzitter), drs.C.A.Postema, prof.dr.E.J. Ruitenberg, dr.H.C.Rumke, drs.J.Sekhuis, dr.G.J.Vaandrager en dr.H.P. Verbrugge.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties