Consensus over consensus. Een kritische beschouwing van de procedure van de CBO-consensusontwikkeling

Perspectief
R.P.T.M. Grol
J.J.E. van Everdingen
F. Kuipers
A.F. Casparie
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1186-9

Inleiding

Ten behoeve van kwaliteitsbewaking in de medische zorgverlening bestaat er grote behoefte aan de ontwikkeling van praktisch hanteerbare richtlijnen en aan consensus in het veld van de gezondheidszorg. Dit werd onlangs ook door de staatssecretaris van Volksgezondheid onderstreept.1 Wetenschappelijke inzichten zijn echter niet altijd beschikbaar of eenduidig. De meningen lopen vaak uiteen, niet alleen binnen, maar ook tussen disciplines. Bovendien hebben andere betrokkenen, zoals de overheid, financiers of patiënten, vaak andere doelen en daarmee ook andere opinies over goede zorg.2 Donabedian onderscheidt in dit verband een sociale definitie van kwaliteit (mening van overheid, financiers en beleidmakers), een professionele definitie (mening van zorgverleners) en een geïndividualiseerde definitie (mening van patiënt of consument).3 Om tot bruikbare richtlijnen voor de medische praktijk te komen organiseert het Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing (CBO) sinds 1982 consensusbijeenkomsten. Via een zorgvuldige procedure wordt toegewerkt naar overeenstemming tussen beroepsbeoefenaren.4

Inmiddels zijn…

Auteursinformatie

Katholieke Universiteit, Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuiskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Dr.R.P.T.M.Grol, coördinator Werkgroep Onderzoek Kwaliteitsbevordering Huisartsgeneeskunde Katholieke Universiteit Nijmegen en Rijksuniversiteit Limburg.

Ziekenhuis Oudenrijn, Utrecht.

F.Kuipers, internist.

Centraal Begeleidingsorgaan voor de Intercollegiale Toetsing, Utrecht.

Dr.J.J.E.van Everdingen, stafmedewerker; prof.dr.A.F.Casparie, voorzitter Medisch Wetenschappelijke Raad CBO.

Contact dr.R.P.T.M. Grol

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Maastricht, juni 1990,

In hun artikel ‘Consensus over consensus. Een kritische beschouwing van de procedure van de CBO-consensusontwikkeling’ benoemen Grol et al. de sterke en zwakke punten van drie consensusmethoden, te weten de CBO-bijeenkomsten, de methode die het NHG hanteert om standaarden op te stellen en de Delphi-procedure (1990;1186-9). Zij stellen dat bij de eerste twee methoden sprake is van landelijke geldigheid. Dit zou niet het geval zijn bij de Delphi-procedure. Onduidelijk is waarop de onderzoekers hun opvatting baseren. Ervan uitgaande dat de stellingen die gebruikt worden in de Delphi-procedure op eenzelfde wijze tot stand komen als de conceptrichtlijnen, bestaan er in de voorbereidingsfase tussen de verschillende methoden geen wezenlijke verschillen. De deelname aan CBObijeenkomsten of het invullen van een vragenlijst bij de Delphi-en NHG-procedure leidt eveneens tot hetzelfde doel, namelijk het genereren van opvattingen binnen een beperkte en soms selecte groep. Het is de vraag of bij één van deze drie methoden van landelijke geldigheid sprake is. Men zou zelfs kunnen stellen dat de aanwezigheid van dominante groepsleden tijdens de CBO-bijeenkomsten van invloed zou kunnen zijn op de uiteindelijke resultaten. De geldigheid van het ‘groepsantwoord’ kan hiermee in twijfel worden getrokken.

R. Klop