Chemonucleolyse wegens hernia nucleipulposi lumbalis; werkzaamheid en bijwerkingen

Klinische praktijk
J.W.P.F. Kardaun
J. Schipper
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:285-9

Zie ook de artikelen op bl. 283 en 304.

Inleiding

De meest gebruikelijke behandelingen van de hernia nuclei pulposi zijn de conservatieve therapie (vooral bedrust, vaak gevolgd door fysiotherapie) en de operatieve behandeling (verwijderen van de aangetaste discus). Daarnaast is sinds 1964 een behandeling mogelijk waarbij chymopapaïne, een eiwitsplitsend enzym, in de aangetaste discus wordt ingespoten.1 Hoewel het werkingsmechanisme niet precies vaststaat, is het zeer aannemelijk dat injectie van dit enzym door lysis van glycoproteïnen een vermindering van de turgor van de discus en zo van de herniatie geeft.2 Deze behandeling, chemonucleolyse, heeft in de afgelopen twee decennia een levendige discussie gaande gehouden, onder meer omdat de effectiviteit in twijfel werd getrokken,3-5 en omdat er nogal wat bijwerkingen werden gemeld, waaronder anafylactische reacties.67 Om deze reden is het middel enige tijd (1975-1982) in de V.S. verboden geweest, maar na een tweetal gerandomiseerde klinische onderzoeken…

Auteursinformatie

Erasmus Universiteit, Instituut voor Maatschappelijke Gezondheidszorg, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

J.W.P.F.Kardaun, sociaal geneeskundige.

Academisch Ziekenhuis, afd. Radiodiagnostiek, Leiden.

J.Schipper, radiodiagnost.

Contact J.W.P.F.Kardaun

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties