De Saliña-studie

Bicarbonaat ter preventie van contrastnefropathie*

Onderzoek
Judith Kooiman
Yvo W.J. Sijpkens
Jean-Paul P.M. de Vries
Harald F.H. Brulez
Jaap F. Hamming
Aart J. van der Molen
Nico J.M. Aarts
Suzanne C. Cannegieter
Hein Putter
Renata Swarts
Wilbert B. van den Hout
Ton J. Rabelink
Menno V. Huisman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7903
Abstract

Rectificatie

Op dit artikel is de volgende verbetering gekomen:

In de resultaten van de samenvatting en van het artikel zelf staat bij het gemiddelde verschil van
0,3% dat de p-waarde < 0,0001 is. Dit moet zijn: een gemiddeld verschil van -0,3% (95%-BI: -2,7 tot
en met 2,1; p-waarde voor non-inferioriteit < 0,0001).

Samenvatting

Doel

Onderzoeken of een natriumbicarbonaat(NaHCO3)-infuus dat 1 h vóór het verrichten van CT-onderzoek wordt gegeven aan patiënten met chronische nierinsufficiëntie non-inferieur is aan de standaardprocedure van pre- en posthydratie met natriumchloride (NaCl) in het voorkomen van contrastnefropathie.

Opzet

Multicentrisch open-label gerandomiseerd onderzoek.

Methode

Patiënten werden gerandomiseerd tussen 1,4% NaHCO3 250 ml i.v. toegediend 1 h vóór de CT-scan of 0,9% NaCl 1000 ml toegediend 4-12 h vóór en na de CT-scan. Primaire uitkomstmaat was de relatieve serumcreatininestijging 48-96 h na CT-scan. Secundaire uitkomstmaten waren de incidentie van contrastnefropathie (creatininestijging: > 25% of > 44 μmol/l), herstel van nierfunctie, noodzaak tot dialyse en ziekenhuiskosten in de 2 maanden na randomisatie (Nederlands Trial Register: NTR2149).

Resultaten

Van 2010-2012 werden 570 patiënten met chronische nierinsufficiëntie gerandomiseerd, van wie 548 werden geïncludeerd in de ‘intention-to-treat’-groep. De gemiddelde relatieve creatininestijging was 1,2% in de NaHCO3-arm en 1,5% in de NaCl-arm (gemiddeld verschil: 0,3%; 95%-BI: -2,7-2,1; p < 0,001). 22 patiënten (4,1%) ontwikkelden contrastnefropathie: 8 (3,0%) in de NaHCO3-arm en 14 (5,1%) in de NaCl-arm (p = 0,23). Nierfunctieherstel trad op bij respectievelijk 75% en 69% van de patiënten met contrastnefropathie. Geen van de patiënten ontwikkelde een indicatie voor dialyse. De gemiddelde hydratiekosten waren € 224 voor de NaHCO3-groep en € 683 voor NaCl-groep.

Conclusie

Korte prehydratie met NaHCO3 was non-inferieur aan pre- en posthydratie met NaCl ter preventie van contrastnefropathie en resulteerde in een aanzienlijke besparing van de gezondheidszorgkosten.

Auteursinformatie

*Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in Nephrology Dialysis Transplantation (2014;29:1029-36) met als titel ‘A randomized comparison of 1-h sodium bicarbonate hydration versus standard peri-procedural saline hydration in patients with chronic kidney disease undergoing intravenous contrast-enhanced computerized tomography.’ Afgedrukt met toestemming.

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden.

Afd. Trombose en Hemostase: drs. J. Kooiman, promovenda (tevens: LUMC, afd. Nierziekten); drs. R. Swarts, arts; prof. M.V. Huisman, internist-vasculair geneeskundige.

Afd. Nierziekten: prof. T.J. Rabelink, internist-nefroloog.

Afd. Vaatheelkunde: prof. J.F. Hamming, vaatchirurg.

Afd. Radiologie: drs. A.J. van der Molen, radioloog

Afd. Klinische Epidemiologie: dr. S.C. Cannegieter, arts-epidemioloog

Afd. Medische Statistiek: prof. H. Putter, statisticus.

Afd. Medische Besliskunde: dr. W.B. van den Hout, gezondheidseconoom.

Bronovo, Den Haag.

Afd. Interne Geneeskunde: dr. Y.W.J. Sijpkens, internist-nefroloog

Afd. Radiologie: dr. N.J.M. Aarts, radioloog.

St. Antonius Ziekenhuis, afd. Vaatchirurgie, Nieuwegein.

Dr. J.P.M. de Vries, vaatchirurg.

Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, afd. Nierziekten, Amsterdam.

Dr. H.F.H. Brulez, internist-nefroloog.

Contact drs. J. Kooiman (j.kooiman@lumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: een ICMJE-formulier is online beschikbaar bij dit artikel.

Verantwoording

Michiel Nieman (voormalig physician assistant, Contrastnefropathiepolikliniek, Bronovo), Anna van Ittersum (verpleegkundig specialist, Contrastnefropathiepolikliniek, Bronovo), Manuel Brok (anios interne geneeskunde, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis), Bep Ladan-Eigenraam (onderzoeksmedewerker, LUMC) en Karin Langelaan (voormalig onderzoeksmedewerker, LUMC) droegen bij aan de uitvoering van de Saliña-studie.

Auteur Belangenverstrengeling
Judith Kooiman ICMJE-formulier
Yvo W.J. Sijpkens ICMJE-formulier
Jean-Paul P.M. de Vries ICMJE-formulier
Harald F.H. Brulez ICMJE-formulier
Jaap F. Hamming ICMJE-formulier
Aart J. van der Molen ICMJE-formulier
Nico J.M. Aarts ICMJE-formulier
Suzanne C. Cannegieter ICMJE-formulier
Hein Putter ICMJE-formulier
Renata Swarts ICMJE-formulier
Wilbert B. van den Hout ICMJE-formulier
Ton J. Rabelink ICMJE-formulier
Menno V. Huisman ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Kooiman  et  al concluderen  op basis van hun studie dat prehydratie met 250 ml natriumbicarbonaat  1,4%  gedurende 1 uur voorafgaande aan een CT scan niet slechter is  dan hydratie met  NaCl 0,9%  conform CBO richtlijn. (1). 

Wij willen een aantal kanttekeningen bij deze conclusie plaatsen:

1. 231  van de 548 patiënten hadden een GFR van meer dan 45 ml/min  en geen additionele risicofactoren (2). De studie heeft hiermee onvoldoende bewijskracht  om non inferioriteit aan te tonen bij patiënten die volgens de huidige CBO richtlijn risico lopen contrastnefropathie te ontwikkelen. 

2. Contrastnefropathie,  gedefinieerd als  meer dan 50 % of meer dan 26 μmol/l stijging van het serum creatinine,  is een risicofactor voor mortaliteit en  vervroegde dialyseafhankelijkheid (3). De studiepopulatie is te klein om een uitspraak te doen over deze lange termijn effecten.

3.  Het percentage contrastnefropathie in de natriumchloride arm van 5,1%  was opvallend hoger dan dat in twee vergelijkbare studies , respectievelijk 2,4% en 2,5% (4,5).

4. Gesteld wordt dat de twee armen vergelijkbaar waren voor wat betreft risicofactoren maar de getallen zijn ongunstiger voor de natriumchloride groep: perifeer vaatlijden (33,8 vs 30,7%) , coronarialijden (35,6 % =vs 31,1%),  hartfalen (17,1 en 15,7 %) en NSAID's (6,8 vs 3,0 %).  Herhaalde contrasttoediening in het voorgaande jaar  wordt niet vermeld maar is een relevante risicofactor (4).

Wij zijn van mening dat met deze studie onvoldoende is vastgesteld of een kort infuus met natriumbicarbonaat wel een optimale bescherming biedt bij patiënten met een verhoogd risico op contrastnefropathie die een CT scan  met contrast ondergaan.

Dr. Marc A.G.J. ten Dam , internist-nefroloog , afdeling interne geneeskunde, Canisius Wilhelmina ziekenhuis,Nijmegen 

Drs. Corinne E. Balemans,  aios interne geneeskunde, Prof.Dr. Jack F.M. Wetzels, internist-nefroloog, afdeling nefrologie, Radboud Universitair Medisch Centrum, Nijmegen

1. Kooiman J, Sijpkens YW, de Vries JP et al. Ned Tijdschr Gneeskd. 2014;158(49): A7093
2. Kooiman J, Sijpkens YW, de Vries JP et al.  A randomized comparison of 1-h sodium bicarbonate hydration versus standard peri-procedural saline hydration in patients with chronic kidney disease undergoing intravenous contrast enhanced computed tomography. Nephrol Dial Transplant 2014;29:1029-3
3. James MT,  Ghali MD, Kudtston ML, Ravani P et al.  Associations between acute kidney injury and cardiovascular and renal outcomes after coronary angiography. Circulation 2011;124:409-16
4. Balemans CE  Reichert LJ,van Schelven BI, van den Brand JA, Wetzels JF. Epidemiology of contrast material-induced nephropathy in the era of hydration. Radiology. 2012 Jun; 263(3):706-13. Epub 2012 Apr 24
5. Kim SM, Cha RH, Lee JP, et al. Incidence and outcomes of contrast-induced nephropathy after computed tomography in patients with CKD: a quality improvement report. Am J Kidney Dis 2010;55(6):1018–1025