Behandeling van HIV-1 in Nederland: virologische en immunologische respons op antiretrovirale therapie

Onderzoek
M. Jambroes
G.J. Weverling
P. Reiss
S.A. Danner
S. Jurriaans
J.H. ten Veen
M.E. van der Ende
M. Schutten
M.M.E. Schneider
R. Schuurman
J.W. Mulder
A.C.M. Kroes
J.M.A. Lange
F. de Wolf
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2001;145:1591-7
Abstract

Samenvatting

Doel

Evaluatie van het effect op de HIV-1-infectie van combinatietherapie met sinds 1996 in Nederland geregistreerde nieuwe proteaseremmers en ‘reverse’-transcriptaseremmers.

Opzet

Prospectief cohortonderzoek.

Methode

In een observationeel klinisch cohort HIV-1-geïnfecteerden werd het effect van combinatiebehandeling geanalyseerd met als onderzoeksuitkomst een HIV-1-RNA-concentratie ≤ 500 kopieën/ml (virologisch succes). Cox-regressiemodellen werden gebruikt voor de identificatie van voorspellende variabelen voor therapiesucces. 2148 HIV-geïnfecteerde patiënten werden geïncludeerd; 1049 waren reeds eerder met antiretrovirale middelen behandeld, 1099 niet. De mediane follow-up was 135 weken.

Resultaten

Na 24 weken behandeling was bij 61 de HIV-1-RNA-plasmaconcentratie ≤ 500 kopieën/ml; het relatieve risico voor virologisch succes was 1,8 bij de niet eerder ten opzichte van de wel eerder behandelde patiënten (p ≤ 0,001). Het percentage dat later alsnog daalde tot ≤ 500 was 78 in de niet en 63 in de wel eerder behandelde groep (p ≤ 0,001). De percentages falen-na-aanvankelijk-succes waren 22 versus 45 (p ≤ 0,001). In de therapienaïeve groep steeg het CD4+-T-celaantal van 239 naar 440 (× 106 cellen/l) bij therapiesucces en van 150 naar 320 bij falen. De HIV-1-gerelateerde morbiditeit daalde van 0,26 naar 0,05 en de sterfte van 0,07 naar 0,03 per persoonsjaar follow-up. Bij 76 van de patiënten werd tenminste één keer de therapie gewijzigd, voornamelijk ten gevolge van bijwerkingen en therapiefalen.

Conclusie

Combinatiebehandeling inclusief tenminste één nieuw antiretroviraal middel leidde bij de meeste patiënten op korte termijn tot een daling van de HIV-1-concentratie en had een gunstig effect op de morbiditeit en sterfte door HIV-1. De kans op immunologisch en virologisch succes was het grootst bij patiënten die niet eerder waren behandeld.

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Humane Retrovirologie en Nationaal AIDS Therapie Evaluatie Centrum (NATEC), Meibergdreef 15, 1105 AZ Amsterdam.

M.Jambroes, arts en assistent-onderzoeker in opleiding; dr.G.J.Weverling (tevens afd. Klinische Epidemiologie en Biostatistiek), klinisch epidemioloog; dr.P.Reiss, prof.dr.S.A.Danner (thans Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Inwendige Geneeskunde, Amsterdam) en prof.dr.J.M.A.Lange, internisten; dr.S.Jurriaans, bioloog; dr.F.de Wolf (tevens Imperial College Science, Technology and Medicine, Division of Primary Care and Population Health Sciences, Department of Infectious Disease Epidemiology, Londen), medisch microbioloog.

Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, locatie Prinsengracht, afd. Inwendige Geneeskunde, Amsterdam.

Dr.J.H.ten Veen, internist.

Erasmus Universitair Medisch Centrum, Rotterdam.

Afd. Inwendige Geneeskunde: dr.M.E.van der Ende, internist.

Afd. Virologie: dr.M.Schutten, bioloog.

Universitair Medisch Centrum, Utrecht.

Afd. Inwendige Geneeskunde: dr.M.M.E.Schneider, internist.

Afd. Virologie: dr.R.Schuurman, bioloog.

Slotervaart Ziekenhuis, afd. Inwendige Geneeskunde, Amsterdam.

Dr.J.W.Mulder, internist.

Leids Universitair Medisch Centrum, afd. Virologie, Leiden.

Dr.A.C.M.Kroes, medisch microbioloog.

Contact dr.F.de Wolf

Verantwoording

Namens de werkgroepen Kliniek en Virologie van het ATHENA-project. Naar het oordeel van de redactie hebben alle auteurs aan de voorwaarden voor het auteurschap voldaan.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties