Behandeling van astma bij kinderen op geleide van bronchiale hyperreactiviteit*

Onderzoek
Marianne Nuijsink
Wim C.J. Hop
Peter J. Sterk
Eric J. Duiverman
Johan C. de Jongste
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:B347
Abstract

Samenvatting

Doel

Onderzoeken of bij kinderen met astma een behandelstrategie op geleide van symptomen én bronchiale hyperreactiviteit van de luchtweg (BHR) het aantal symptoomvrije dagen doet toenemen en de longfunctie verbetert in vergelijking met een behandelingstrategie op geleide van symptomen alleen.

Opzet

Multicentrisch dubbelblind gerandomiseerd interventieonderzoek met parallelgroep gedurende 2 jaar.

Methode

210 kinderen (leeftijd 6-16 jaar) met matig ernstig atopisch astma, geselecteerd op grond van symptoomscores en aanwezigheid van BHR, werden gerandomiseerd voor een van de 2 behandelstrategieën. Elke 3 maanden werden symptoomscores, het geforceerde expiratoire 1-secondevolume (FEV1) en BHR (uitgedrukt in PD20: de dosis die bij de metacholineprovocatietest een afname van 20% in het FEV1 geeft) gemeten. Daarna werd de medicatie (fluticason 100-1000 μg/dag, eventueel met salmeterol 100 μg/dag) aangepast volgens een algoritme gebaseerd op de symptoomscores alleen (referentiestrategie, n = 104) of de mate van BHR én symptoomscores (BHR-strategie, n = 102).

Resultaten

Na 2 jaar werd tussen de behandelstrategieën geen verschil in het percentage symptoomvrije dagen gevonden. Bij kinderen behandeld volgens de BHR-strategie was het FEV1 significant hoger dan bij kinderen behandeld volgens de referentiestrategie (verschil 2,3% van de voorspelde waarde; p = 0,046). Dit verschil werd verklaard door een geleidelijke afname van het FEV1 in de referentiestrategie in een subgroep van kinderen met BHR en weinig klachten bij randomisatie. Aan het einde van de studie was het verschil in FEV1 6% tussen beide behandelingsstrategieën in deze subgroep (n = 91; p = 0,017).

Conclusie

Astmabehandeling op geleide van BHR verbeterde het percentage symptoomvrije dagen niet, maar voorkwam longfunctieverlies bij allergisch astmatische kinderen, vooral bij kinderen met weinig symptomen ondanks evidente BHR.

Auteursinformatie

*Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in European Respiratory Journal (2007;30:457-66) met als titel ‘Long-term asthma treatment guided by airway hyperresponsiveness in children: a randomized controlled trial’. Gepubliceerd met toestemming.

‡Namens de CATO-onderzoeksgroep, waarvan de leden aan het einde van dit artikel worden vermeld.

HagaZiekenhuis, locatie Juliana Kinderziekenhuis, afd. Kinderlongziekten, Den Haag.

Drs. M. Nuijsink, kinderarts-pulmonoloog.

Erasmus MC-Centrum, afd. Biostatistiek, Rotterdam.

Dr. W.C.J. Hop, statisticus.

Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis, afd. Kinderlongziekten, Rotterdam.

Prof.dr. J.C. de Jongste, kinderarts-pulmonoloog.

Academisch Medisch Centrum/Universiteit van Amsterdam, afd. Longziekten, Amsterdam.

Prof.dr. P.J. Sterk, fysioloog.

Universitair Medisch Centrum Groningen, afd. Kinderlongziekten, Groningen.

Prof.dr. E.J. Duiverman, kinderarts-pulmonoloog.

Contact drs. M. Nuijsink (m.nuijsink@hagaziekenhuis.nl)

Verantwoording

Aan de ‘Children Asthma Therapy Optimal’(CATO)-onderzoeksgroep namen deel: HagaZiekenhuis/Juliana Kinderziekenhuis, Den Haag: drs. M. Nuijsink en drs. J.M. Kouwenberg, kinderartsen-pulmonologen; Erasmus MC, Rotterdam: dr. W.C.J. Hop, statisticus; Academisch Medisch Centrum, Amsterdam: prof.dr. P.J. Sterk, fysioloog en drs. J.C. van Nierop, kinderarts-pulmonoloog; Universitair Medisch Centrum Groningen: prof. dr. E.J. Duiverman, kinderarts-pulmonoloog; Erasmus MC-Sophia Kinderziekenhuis, Rotterdam: prof.dr. J.C. de Jongste, kinderarts-pulmonoloog; Astmacentrum Heideheuvel, Hilversum: drs. O.H. van der Baan-Slootweg, kinderarts, dr. E.E.M. van Essen-Zandvliet, kinderarts-pulmonoloog; Flevoziekenhuis, Almere: drs. N.J. van den Berg, kinderarts; prof.dr. J.M. Boogaard, fysioloog; Isala klinieken, Zwolle: prof.dr. P.L.P. Brand en dr. R.J. Roorda, kinderartsen-pulmonologen, dr. A.W.A. Kamps, kinderarts; Medisch Centrum, Alkmaar: drs. G. Brinkhorst, kinderarts-pulmonoloog; VU Medisch Centrum, Amsterdam: dr. J.E. Dankert-Roelse en drs. A.F. Nagelkerke, kinderartsen-pulmonologen; Máxima Medisch Centrum, Veldhoven: drs. R. van Gent, kinderarts; Maaslandziekenhuis, Sittard: drs. J.W.C.M. Heijnens, kinderarts-pulmonoloog; Maastricht Universitair Medisch Centrum: dr. J.J.E. Hendriks en dr. Q. Jöbsis, kinderartsen-pulmonologen; Universitair Medisch Centrum Utrecht-Wilhelmina Kinderziekenhuis, Utrecht: drs. J. van der Laag en dr. H.J.L. Brackel, kinderartsen-pulmonologen; Amphia Ziekenhuis, Breda: dr. A.A.P.H. Vaessen-Verberne, kinderarts-pulmonoloog; Leids Universitair Medisch Centrum: drs. E.R.V.M. Rikkers-Mutsaerts, kinderarts.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 6 maart 2009

Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Astma en COPD
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Zijn er in het onderzoek ook NO-metingen meegenomen? Het was interessant geweest de herhaalde histamineprovocatietesten naast NO-metingen te vergelijken en hierop de medicatie aan te passen.

Centraal Militair Hospitaal, Utrecht

N.J.J. Schlösser, longarts