Angst voor anesthesie

Klinische praktijk
N. Moerman
F.S.A.M. van Dam
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1995;139:62-5

Inleiding

In Nederland worden per jaar ongeveer een miljoen operatieve ingrepen verricht;1 volgens het SIG in 1992 1.092.476. Voor veel mensen is het ondergaan van een operatie en een anesthesie een stressvolle gebeurtenis, die gepaard gaat met angst. Wanneer patiënten vertellen over hun eerdere operatie- en anesthesie-ervaringen, vormt angst daarbij vaak een wezenlijk onderdeel van hun herinnering.2-4 Iedere arts, huisarts of specialist en niet te vergeten iedere verpleegkundige kan geconfronteerd worden met een patiënt die bang is voor de operatie en de anesthesie. Men kan zich dan afvragen waarvoor de patiënt bang is, of iedereen daar last van heeft, en welke betekenis de angst heeft.

Ten aanzien van de anesthesie is in een eerder artikel erop gewezen dat patiënten die preoperatief veel stress ervaren, een anesthesieverloop hebben met meer hartritmestoornissen, een hogere anestheticabehoefte en postoperatief meer pijn en een langzamer herstel dan degenen die preoperatief minder stress ervaren…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Anesthesiologie, Meibergdreef 9, 1105 AZ Amsterdam.

Mw.N.Moerman, anesthesioloog.

Nederlands Kanker Instituut, Amsterdam.

Dr.F.S.A.M.van Dam, psycholoog

Contact N. Moerman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Amsterdam, januari 1995,

Collegae Moerman en Van Dam hebben een speurtocht ondernomen in de desbetreffende literatuur naar artikelen over angst voor anesthesie bij patiënten (1995;62-5). De resultaten waren teleurstellend: naast een aantal publikaties over premedicatie vonden zij op een aantal van ruim 42.500 titels slechts 15 recente onderzoeken plus 2 van oudere datum over dit onderwerp. Zij hebben deze 17 titels opgenomen in de literatuurlijst onder nummer 8-24, maar laten deze volgen door een verdere lijst met titels over hetzelfde onderwerp en gedeeltelijk uit dezelfde geciteerde tijdschriften. Met kleine letters worden in een tabel de verschillende sterk uiteenlopende vormen van angst voor anesthesie beschreven. Node mist men echter de vermelding van angst voor blijvende gevolgen van anesthesie, vooral bij oudere patiënten niet zonder grond, vooral ten aanzien van verschillende cerebrale functies.

De angstgevoelens bij lokale vormen van anesthesie worden niet besproken. Een globale vermelding van de resultaten verkregen met geruststellende gesprekken bij verschillende vormen van angst zou waardevol zijn geweest. Het is zeer verdienstelijk dat de schrijvers van dit artikel zoveel tijd en energie besteed hebben aan de bestudering van dit belangrijke en blijkbaar enigszins verwaarloosde onderwerp. Misschien vinden zij aanleiding om later nog eens aandacht te wijden aan de genoemde aspecten.

P. Formijne

Amsterdam, februari 1995,

Wij danken professor Formijne voor zijn waardevol commentaar. Inderdaad is de angst voor geheugenverlies een belangrijk aspect. Uit eigen onderzoek blijkt ook dat een aantal patiënten geheugen- en concentratiestoornissen rapporteert na een operatie onder algehele anesthesie.1 Bijna altijd wordt de anesthesie als oorzaak hiervan beschouwd. Het is voor te stellen dat juist op oudere leeftijd de angst hiervoor meer als een probleem wordt ervaren.

Bij de Medline-literatuursearch hebben wij ons beperkt tot onderzoeken waarin bij groepen volwassenen gekeken is naar de inhoud en de frequentie van de angst voor anesthesie. In slechts 1 van de 17 geselecteerde artikelen wordt de zorg om helder te kunnen blijven denken genoemd in een frequentie van 11%.2 Er werd geen verband gevonden met leeftijd. De angst voor geheugenverlies wordt niet apart beschreven. Dit is de reden dat het buiten de tabel is gebleven. Wij zijn het echter met Formijne eens dat de angst voor cognitieve cerebrale dysfunctie na een anesthesie wel door ons genoemd had moeten worden.

Deze reactie geeft ons de gelegenheid om nog een verdere aanvulling te geven. Een belangrijk probleem bij het bestuderen van angst voor anesthesie is de ‘verschuiving’ die kan optreden. Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Wanneer iemand bang is voor de uitslag van een diagnostische laparoscopie, omdat er bijvoorbeeld sprake kan zijn van een vergevorderd stadium van maligniteit of kans op blijvende kinderloosheid, dan kan dat soms vertaald worden door bang te zijn voor de anesthesie. De angst voor de anesthesie staat dan eigenlijk voor de angst voor iets anders. Daarom is het van belang angst altijd te zien in de context van de hele operatieve-anesthesiologische ingreep. Het vragen waarvoor de patiënt bang is, biedt een opening hierover te spreken.

Zoals Formijne stelt, kan een geruststellend gesprek helpen. Door het verstrekken van informatie kan de patiënt zijn of haar angst beter beheersen. Wel dient dit gesprek, met name wat betreft de informatieverschaffing, aan te sluiten op de behoefte van de patiënt. Over het algemeen hebben patiënten een positieve houding ten opzichte van het krijgen van informatie. Niet iedereen wil echter even veel weten. Het verstrekken van veel informatie kan soms angstverhogend werken.3 Daarnaast is het geven van te weinig informatie aan mensen die juist een sterke behoefte aan informatie hebben eveneens angstverhogend.4 Uit eigen onderzoek is gebleken dat 80% van de operatiepatiënten een positieve houding heeft ten opzichte van het krijgen van informatie. Voor de klinische praktijk is het van groot belang die patiënten te kunnen selecteren, die angstig zijn en al of niet met informatie geholpen kunnen worden. Om deze mensen te kunnen onderscheiden, hebben wij een vragenlijst ontwikkeld, de ‘Amsterdam preoperative anxiety and information scale’ (ter perse).

Hiermee menen wij het antwoord gegeven te hebben op de laatste zin uit de brief van Formijne, waarin hij de hoop uitspreekt dat wij ons nog in een aantal aspecten zullen verdiepen. Angst voor anesthesie is een verwaarloosd onderwerp in de literatuur en verdient meer systematisch onderzoek. Wij zijn Formijne erkentelijk dat hij hier nog een keer op heeft gewezen.

N. Moerman
F.S.A.M. van Dam
Literatuur
  1. Moerman N, Dam FSAM van, Oosting J. De mening van de patiënt over algehele anesthesie. [LITREF JAARGANG="1993" PAGINA="2086-90"]Ned Tijdschr Geneeskd 1993;137:2086-90.[/LITREF]

  2. Shevde k, Panagopoulos G. A survey of 800 patients‘ knowledge, attitudes and concerns regarding anesthesia. Anesth Analg 1991;73:190-8.

  3. Lankton JW, Batchelder BM, Ominsky AJ. Emotional responses to detailed risk disclosure for anesthesia, a prospective randomized study. Anesthesiology 1977;46:294-6.

  4. Millar SM, Mangan CE. Interacting effects of information and coping style in adapting to gynecologic stress: should the doctor tell all? J Pers Soc Psychol 1983;45:223-36.