Samenvatting
Achtergrond
Advance care planning (ACP) stelt mensen in staat doelen en voorkeuren voor zorg te bespreken en vast te leggen. Gerandomiseerde klinische studies naar het effect van ACP bij patiënten met gevorderde kanker zijn schaars.
Methode
In een cluster-gerandomiseerde studie in 23 ziekenhuizen in 6 landen includeerden we patiënten met gevorderde longkanker of colorectale kanker. De interventie betrof het ACP-programma ‘Respecting choices’. Dit behelst gestructureerde ACP-gesprekken tussen de patiënt, naasten en een gecertificeerde gespreksondersteuner, informatiefolders en een formulier om voorkeuren vast te leggen. Controlepatiënten kregen gebruikelijke zorg. De belangrijkste uitkomstmaten waren kwaliteit van leven (emotioneel functioneren, gemeten met de EORTC QLQ-C30), en kankergerelateerde symptomen.
Resultaten
We includeerden 1117 patiënten (leeftijd: 18-91 jaar; 39% vrouw), van wie er 809 (72%) vragenlijsten invulden bij inclusie en 12 weken daarna. Patiënten in de interventiegroep voerden gemiddeld 1,3 ACP-gesprekken; 67% vond de ACP-gesprekken nuttig. De gemiddelde verandering in kwaliteit van leven verschilde niet tussen de studiegroepen (T-score: -1,8 vs. -0,8; p = 0,59), en dat gold ook voor symptomen, coping, patiënttevredenheid en gezamenlijke besluitvorming. In de interventiegroep ontvingen patiënten vaker specialistische palliatieve zorg (37 vs. 27%; p = 0,002) en bevatten ziekenhuisdossiers vaker wilsverklaringen (10 vs. 3%, p < 0,001). In interventieziekenhuizen deden minder patiënten mee dan in controleziekenhuizen, wat mogelijk tot bias heeft geleid.
Conclusie
Het onderzochte ACP-programma had geen aantoonbaar effect op kwaliteit van leven. ACP leidde tot meer specialistische palliatieve zorg en meer wilsverklaringen in ziekenhuisdossiers in de interventiegroep. Onze bevindingen suggereren dat er alternatieve benaderingen nodig zijn om patiëntgerichte zorg aan het eind van het leven bij deze populatie te ondersteunen.
artikel
Inleiding
Gesprekken over medische zorg rond het levenseinde tussen patiënten, naasten en zorgverleners kunnen leiden tot minder belastende interventies voorafgaand aan het overlijden, eerdere doorverwijzingen naar hospicezorg, beter emotioneel functioneren en betere symptoomverlichting.1-3 Toch krijgen patiënten en hun naasten lang niet altijd de kans om zich tijdig en adequaat voor te bereiden op de laatste levensfase en om hun wensen en voorkeuren ten aanzien van zorg en behandeling te benoemen.4,5 Bij ‘advance care planning’ (ACP) bespreekt een patiënt doelen en voorkeuren voor de toekomstige medische behandeling en zorg met naasten en zorgverleners, en worden voorkeuren indien gewenst schriftelijk vastgelegd.6 Er zijn aanwijzingen dat ACP onder ouderen en verpleeghuisbewoners kan leiden tot minder ziekenhuisopnames aan het levenseinde, betere afstemming van aangeboden zorg op de wensen van de patiënt en grotere tevredenheid over de zorg.7,8
Er is weinig bekend over het effect van ACP onder patiënten met gevorderde kanker.9 Wij vonden 6 gerandomiseerde studies van complexe ACP-interventies voor patiënten met gevorderde kanker, uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk (VK, 77 deelnemers), Australië (120 en 208 deelnemers) en de Verenigde Staten (151, 223 en 278 deelnemers).10-15 Uit deze onderzoeken bleek dat meer patiënten gesprekken aangingen over toekomstige medische behandeling en zorg, maar de tevredenheid over de zorg veranderde niet. In alle studies was sprake van een hoog risico op vertekening. Daarom hebben wij een grootschalige gerandomiseerde studie uitgevoerd in 6 Europese landen naar de effecten van een complexe ACP-interventie op de kwaliteit van leven en symptomen van patiënten met gevorderde longkanker of colorectale kanker.
Methode
Onderzoeksopzet
Onder de naam ‘ACTION’ werd een cluster-gerandomiseerd onderzoek uitgevoerd in 23 ziekenhuizen in 6 landen (België, Denemarken, Italië, Nederland, Slovenië en het VK). Alle patiënten met gevorderde longkanker (stadium III of IV) of colorectale kanker (stadium IV), een WHO-score voor functioneren van 0-3, een geschatte levensverwachting van ten minste 3 maanden en wilsbekwaamheid ter zake van het geven van toestemming, kwamen voor deelname in aanmerking.
Patiënten werd gevraagd 3 maal een vragenlijst in te vullen: bij inclusie, en 12 en 24 weken daarna. De belangrijkste uitkomstmaten waren kwaliteit van leven, geoperationaliseerd als emotioneel functioneren (EORTC QLQ-C30), en kankergerelateerde symptomen (EORTC QLQ-C15-PAL). Secundaire uitkomstmaten waren coping, patiënttevredenheid, gezamenlijke besluitvorming, participatie van de patiënt in de besluitvorming, aanwezigheid van wilsverklaringen in medische dossiers en ziekenhuiszorg.
We vergeleken de uitkomsten bij 12 weken follow-up met de antwoorden op de vragenlijst bij aanvang. De verschilscores vergeleken we vervolgens tussen de interventie- en controlegroep. Datzelfde deden we met de uitkomsten van de follow-up na 24 weken.
De studie werd geregistreerd in het ISRCTN-register (ISRCTN63110516). Meer informatie is te vinden in elders gepubliceerde artikelen over de opzet en de uitkomsten van de studie.16,17
De interventie
Het ACP-programma ‘Respecting choices’ dat werd aangeboden aan patiënten in de interventiegroep omvatte gestructureerde ACP-gesprekken tussen een patiënt, diens naaste of naasten en een gecertificeerde gespreksondersteuner, alsmede informatiefolders en een formulier om voorkeuren schriftelijk vast te leggen, genaamd ‘Mijn voorkeuren’. Afhankelijk van de voorkeur van de patiënten bestond het programma uit 1 of 2 gesprekken, al dan niet in aanwezigheid van hun naasten.
Het onderzoek werd goedgekeurd door medisch-ethische commissies in het Erasmus MC (NL50012.078.14, v02) en in alle deelnemende landen. Een internationale ‘data safety monitoring board’ hield toezicht op de voortgang van de studie.
Resultaten
Deelname en haalbaarheid
In de periode 2015-2018 identificeerden we 3748 patiënten als in aanmerking komend voor deelname, van wie er 2748 (73%) werden uitgenodigd en 1135 instemden met deelname; 5 patiënten trokken hun toestemming in en 13 vulden geen vragenlijsten in. Zodoende werden gegevens van 1117 patiënten geanalyseerd. Van hen vulden 809 (72%) ook de vragenlijst 12 weken na inclusie in. De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 66 jaar en de meerderheid kreeg systemische antikankerbehandeling op het moment van inclusie in de studie (tabel 1). Tijdens de follow-upperiode van 1 jaar overleden 194 patiënten (44%) in de interventiegroep en 263 (39%) in de controlegroep. In de interventiegroep namen 396 patiënten (90%) deel aan het ACP-programma. Ze voerden gemiddeld 1,3 ACP-gesprekken met een gemiddelde duur van 93 minuten elk.

Primaire en secundaire uitkomstmaten
We vonden geen statistisch significante verschillen tussen verschilscores in de interventie- en controlegroep in de EORTC-score voor emotioneel functioneren (EF10) bij 12 weken follow-up (p = 0,59; tabel 2) of bij 24 weken follow-up (p = 0,10). Er waren evenmin verschillen wat betreft kankergerelateerde symptomen, coping, tevredenheid met zorg, participatie van de patiënt in besluitvorming of gezamenlijke besluitvorming (tabel 2).

We analyseerden de medische dossiers van 365 patiënten (83%) in de interventiegroep en van 583 controlepatiënten (86%). 12 maanden na opname bevatten 37 medische dossiers (10%) van de patiënten in de interventiegroep een wilsverklaring, versus 15 in de controlegroep (3%; p < 0,001). Tijdens de follow-up van 12 maanden werd 61% van de patiënten in de interventiegroep en 56% van de patiënten in de controlegroep opgenomen in het ziekenhuis (p = 0,14). In de interventiegroep maakten verhoudingsgewijs meer patiënten gebruik van gespecialiseerde palliatieve zorg (134 (37%) vs. 160 (27%); p = 0,002) (tabel 3). 67% van de patiënten vond de ACP-gesprekken zinvol, en 16% vond ze stressvol (tabel 4).


Beschouwing
In deze gerandomiseerde studie naar het effect van ACP onder 1117 patiënten met gevorderde kanker in 6 landen, vonden we geen effect op de kwaliteit van leven, symptomen, coping, tevredenheid met de zorg of gezamenlijke besluitvorming. Patiënten in de interventiegroep maakten vaker gebruik van gespecialiseerde palliatieve zorg en hun ziekenhuisdossiers bevatten vaker een wilsverklaring dan die van patiënten in de controlegroep.
Dat in deze studie geen effect kon worden aangetoond van ACP kan mogelijk worden verklaard door een aantal factoren.
De eerste verklaring heeft betrekking op eventuele tekortkomingen van de interventie. Wilsverklaringen werden niet routinematig ingevuld en opgenomen in de medische dossiers en het programma was mogelijk onvoldoende geïntegreerd in de reguliere zorg.
De tweede mogelijke verklaring betreft de uitkomstmaten. De primaire uitkomstmaat was kwaliteit van leven, terwijl in 2017 een groot internationaal Delphi-panel vaststelde dat dit niet de meest geschikte uitkomst van ACP is.6 Er is echter nog geen uitkomstmaat waarmee de afstemming van aangeboden zorg op de wensen van de patiënt kan worden gemeten. Het kan zijn dat de effecten van ACP zich voornamelijk voordeden in het relationele domein. De kwalitatieve gegevens die ook werden verzameld in de ACTION-studie zouden daar enig licht op kunnen werpen. Ook de timing van de uitkomstmeting was misschien niet optimaal: het is de vraag of effecten pas optreden als patiënten echt achteruitgaan en feitelijke beslissingen moeten worden genomen.
De derde mogelijke verklaring is dat de ACP-gesprekken, die gestructureerd waren, niet aansloten bij de behoefte van patiënten uit onze onderzoekspopulatie, van wie de meerderheid nog een antikankerbehandeling kreeg. Bovendien kunnen patiënten aarzelen om specifieke voorkeuren te documenteren, aangezien deze kunnen veranderen,18 of omdat ze dergelijke documentatie niet zinvol vinden.
Sterke punten en beperkingen
Ons onderzoek is uitgevoerd in landen met verschillende gezondheidszorgstelsels en grote verschillen in de mate van bekendheid met ACP, wat de externe validiteit en generaliseerbaarheid van onze bevindingen vergroot. Een bijkomend sterk punt is de degelijke onderzoeksopzet waarin we een uniforme, uit meerdere componenten bestaande ACP-interventie evalueerden, met gestructureerde gesprekken en een gezamenlijk trainingsprogramma. Daarnaast hebben we het ‘Mijn voorkeuren’-formulier ontwikkeld, dat deelnemers in staat stelt hun voorkeuren te documenteren in een format dat sociaal, cultureel, juridisch en ethisch aanvaardbaar is in alle 6 deelnemende landen.
De studie heeft ook beperkingen. Ten eerste werden in de controleziekenhuizen meer patiënten die in aanmerking kwamen gevraagd om deel te nemen dan in de interventieziekenhuizen (84% vs. 66%) en waren de deelnamepercentages er ook hoger. Ten tweede werd de interventie kort beschreven in de informatiematerialen voor de controlegroep. Ethisch gezien was dit terecht. De informatie kan echter besluitvormingsprocessen bij patiënten in de controlegroep hebben beïnvloed en het contrast tussen studiegroepen hebben verminderd. Ten derde was het aantal ACP-gesprekken beperkt tot gemiddeld 1,3 per patiënt. Dit kan de impact van het ACP-programma hebben beïnvloed. Ten slotte was de uitval van patiënten, hoewel verwacht in deze populatie, vrij hoog, en is de kwaliteit van het stervensproces onbekend.
Conclusie
De ACTION-studie, tot op heden de grootste studie naar ACP onder patiënten met gevorderde kanker in 6 Europese landen, liet geen effecten zien van het ACP-programma ‘Respecting choices’ op kwaliteit van leven, coping, patiënttevredenheid of gezamenlijke besluitvorming. ACP leidde wel tot een toegenomen gebruik van specialistische palliatieve zorg en tot een toename van wilsverklaringen in dossiers van patiënten in de ziekenhuizen waar het ACP-programma werd aangeboden. Onze bevindingen suggereren dat er alternatieve benaderingen nodig zijn om patiëntgerichte zorg aan het eind van het leven bij deze populatie te ondersteunen.
Literatuur
Wright AA, Zhang B, Ray A, et al. Associations between end-of-life discussions, patient mental health, medical care near death, and caregiver bereavement adjustment. JAMA. 2008;300:1665-73. doi:10.1001/jama.300.14.1665. Medline
Borreani C, Brunelli C, Bianchi E, Piva L, Moro C, Miccinesi G. Talking about end-of-life preferences with advanced cancer patients: factors influencing feasibility. J Pain Symptom Manage. 2012;43:739-46. doi:10.1016/j.jpainsymman.2011.05.011. Medline
Stewart MA. Effective physician-patient communication and health outcomes: a review. CMAJ. 1995;152:1423-33 Medline.
Jabbarian LJ, Zwakman M, van der Heide A, et al. Advance care planning for patients with chronic respiratory diseases: a systematic review of preferences and practices. Thorax. 2018;73:222-30. doi:10.1136/thoraxjnl-2016-209806. Medline
Zwakman M, Jabbarian LJ, van Delden J, et al. Advance care planning: A systematic review about experiences of patients with a life-threatening or life-limiting illness. Palliat Med. 2018;32:1305-21. doi:10.1177/0269216318784474. Medline
Rietjens JAC, Sudore RL, Connolly M, et al; European Association for Palliative Care. Definition and recommendations for advance care planning: an international consensus supported by the European Association for Palliative Care. Lancet Oncol. 2017;18:e543-51. doi:10.1016/S1470-2045(17)30582-X. Medline
Brinkman-Stoppelenburg A, Rietjens JA, van der Heide A. The effects of advance care planning on end-of-life care: a systematic review. Palliat Med. 2014;28:1000-25. doi:10.1177/0269216314526272. Medline
Houben CHM, Spruit MA, Groenen MTJ, Wouters EFM, Janssen DJA. Efficacy of advance care planning: a systematic review and meta-analysis. J Am Med Dir Assoc. 2014;15:477-89. doi:10.1016/j.jamda.2014.01.008. Medline
Jimenez G, Tan WS, Virk AK, Low CK, Car J, Ho AHY. Overview of Systematic Reviews of Advance Care Planning: Summary of Evidence and Global Lessons. J Pain Symptom Manage. 2018;56:436-59.e25. doi:10.1016/j.jpainsymman.2018.05.016. Medline
Jones L, Harrington J, Barlow CA, et al. Advance care planning in advanced cancer: can it be achieved? An exploratory randomized patient preference trial of a care planning discussion. Palliat Support Care. 2011;9:3-13. doi:10.1017/S1478951510000490. Medline
Johnson SB, Butow PN, Bell ML, et al. A randomised controlled trial of an advance care planning intervention for patients with incurable cancer. Br J Cancer. 2018;119:1182-90. doi:10.1038/s41416-018-0303-7. Medline
Stein RA, Sharpe L, Bell ML, Boyle FM, Dunn SM, Clarke SJ. Randomized controlled trial of a structured intervention to facilitate end-of-life decision making in patients with advanced cancer. J Clin Oncol. 2013;31:3403-10. doi:10.1200/JCO.2011.40.8872. Medline
Fischer SM, Kline DM, Min S-J, Okuyama-Sasaki S, Fink RM. Effect of Apoyo con Cariño (Support With Caring) trial of a patient navigator intervention to improve palliative care outcomes for latino adults with advanced cancer: a randomized clinical trial. JAMA Oncol. 2018;4:1736-41. doi:10.1001/jamaoncol.2018.4014. Medline
Epstein AS, O'Reilly EM, Shuk E, Romano D, Li Y, Breitbart W, et al. A randomized trial of acceptability and effects of values-based advance care planning in outpatient oncology: person-centered oncologic care and choices. J Pain Symptom Manage. 2018;56:169-77.e1. Medline
Bernacki R, Paladino J, Neville BA, et al. Effect of the serious illness care program in outpatient oncology: a cluster randomized clinical trial. JAMA Intern Med. 2019;179:751-9. doi:10.1001/jamainternmed.2019.0077. Medline
Rietjens JAC, Korfage IJ, Dunleavy L, et al. Advance care planning – a multi-centre cluster randomised clinical trial: the research protocol of the ACTION study. BMC Cancer. 2016;16:264. doi:10.1186/s12885-016-2298-x. Medline
Korfage IJ, Carreras G, Arnfeldt Christensen CM, et al. Advance care planning in patients with advanced cancer: A 6-country, cluster-randomised clinical trial. PLoS Med. 2020;17:e1003422. doi:10.1371/journal.pmed.1003422. Medline
Jabbarian LJ, Maciejewski RC, Maciejewski PK, et al. The Stability of Treatment Preferences Among Patients With Advanced Cancer. J Pain Symptom Manage. 2019;57:1071-9.e1. doi:10.1016/j.jpainsymman.2019.01.016. Medline
Kijk uit voor het zwarte konijn
Met interesse hebben wij het artikel van Korfage over ACP en het redactioneel van Smulders gelezen (1). Korfage concludeert dat het programma: “Respecting choices” geen effect heeft op de kwaliteit van leven. Smulders generaliseert deze conclusie door te stellen dat patiënten niet gelukkiger worden van ACP (2).
Hij heeft een punt met de stelling dat artsen geen glazen bol hebben om het levenseinde te voorspellen. Maar weten we er echt niets van? We moeten voorkomen dat patiënten overvallen worden door traumatische gebeurtenissen die als een zwart konijn uit een hoge hoed tevoorschijn komen.
Dat zwarte konijn is in onze ogen niet de dood zelf, maar een gebeurtenis, zoals een onbekende jonge dokter die midden in de nacht aan een “uitbehandelde” patiënt moet vragen of hij nog gereanimeerd wil worden . Of een patiënt die uren moet wachten op een bomvolle spoedeisende hulp, omdat niemand had bedacht dat die steeds dikker wordende ascitesbuik ook electief ontlast had kunnen worden. Boddaert noemt dat terecht “inappropiate end-of-life care” en stelt dat dit vijf keer minder wordt met vroegtijdige palliatieve zorg (waaronder ACP) in ons land (3).
Het gelijk stellen van ACP aan praten over het levenseinde, mist de essentie van ACP. ACP is meer dan praten over het levenseinde en dat vastleggen. Het is een middel dat mensen in staat stelt om doelen en voorkeuren te formuleren voor toekomstige medische behandelingen en zorg, deze te bespreken met familie en zorgverleners, deze vast te leggen en indien nodig te herzien (4). Het is een dynamisch proces en stopt niet met één gesprek of, in het geval van de studie van Korfage, na slechts 1,3 gesprekken.
Smulders stelt terecht dat de crux van het probleem bestaat uit het koppelen van een gesprek aan het uniform vast willen leggen van beslissingen daarover. Dat vereist dat ACP volgens een vast format verloopt. In dat geval kan een gecertificeerde gespreksondersteuner, die de patiënt en zijn ziektebeeld niet kent, ingezet worden. Zoals in de studie is gebeurd. Maar moeten we dergelijke gesprekken wel uitbesteden?
Tegenwoordig besteden arts-assistenten slechts 13% van hun tijd aan patiënten, ze zitten vooral achter een computer(5). De essentie van de geneeskunde is (vrij naar Ambroise Paré): “soms genezen, dikwijls verlichten, altijd troosten.” Dat betekent dat we onze zorg niet vanachter een computerscherm kunnen leveren en ook niet altijd evidence-based te bewijzen valt.
We zullen bij patiënten met ongeneeslijke aandoeningen juist in de glazen bol moeten kijken en durven bespreken wat we nog wel kunnen doen als we het zwarte konijn zien opdoemen. We moeten samen met hen kaders stellen over wat ze nog wel en vooral ook niet meer willen. Praten met mensen over wezenlijke dingen geeft helderheid en ook meer voldoening dan communiceren via elektronische orders.
Die interactie met onze patiënten is de essentie van ons vak. Dat kan ACP worden genoemd. Maar laten we er voor waken dit te willen vertalen in een vast programma, want als zo’n programma dan niet werkt, wordt het kind met het badwater weggespoeld.
Onze suggestie is dat iedereen zich de principes van ACP eigen maakt en dat de behandelaar deze in het achterhoofd houdt als hij met de patiënt in gesprek gaat over de wensen en grenzen van behandelingen, zodra genezing niet meer mogelijk is.
Sabine Netters, internist-oncoloog
Maaike Duijndam, verpleegkundig specialist
Nick Dekker, AIOS interne
Isala Zwolle
1. Korfage NTVG. 2021: 165: D5871
2. Smulders. NTVG 2021;165:B1831
3. Boddaert, BMJ Sup & Pall Care dec 2021
4. Rietjens,. Lancet Oncol. 2017;18(9):e543–51.
5. Schuurman NTVG 2018; 162: D2480
reactie Yvo Smulders
Dank voor jullie reactie. Ik heb de uitkomst van het onderzoek niet gegeneraliseerd naar de bewering dat ACP niet gelukkiger maakt, ik refereerde letterlijk en alleen naar de uitkomst van het onderzoek. Ik schrijf evenmin dat het levenseinde niet te voorspellen valt, maar dat wat je als patient precies wil op cruciale momenten op de weg naar dat einde moeilijk te voorspellen valt. Mijn redactioneel is niet helemaal zorgvuldig gelezen.
Niet getreurd, want in algemene zin ben ik het eens met de briefschrijvers: ACP is heel erg belangrijk. Kijk dus vooral in die glazen bol en praat met elkaar over wat je daarin ziet. Pas alleen op voor gedetailleerde wilsvoorspelling, dat werkt gewoon niet, dan wordt glas echt matglas. ACP is heel geschikt voor het voorbereiden van verstandige beslissingen op het moment dat die zich daadwerkelijk aandienen (zie o.a. Sudore, Ann Intern Med. 2010;153:256-261) maar veel minder geschikt om ver tevoren te voorspellen wat die verstandige beslissingen zullen gaan zijn.
Yvo Smulders
reactie auteurs
Geachte redactie,
We zijn blij dat Netters et al. (1) de definitie van ACP zoals wij die met vele anderen ontwikkelden met instemming citeren (2). We zijn ook blij dat Netters et al. (1) en Smulders (3) het belang van ACP als communicatieproces onderschrijven.
We vinden het jammer dat zij de door ons geëvalueerde interventie (4) ten onrechte reduceren tot a. vastleggen van wensen, en b. 1,3 gesprekken door een gespreksondersteuner. Natuurlijk stond juist het communicatieproces met naasten en zorgverleners centraal in onze studie en natuurlijk zijn die 1,3 gesprekken vooral bedoeld om het langer durende communicatieproces met de eigen zorgverlener te ondersteunen.
Juist omdat ACP zo belangrijk is maar niet vanzelf gaat in de drukke praktijk van alledag is het de moeite waard om te onderzoeken of succesvolle programma’s zoals Respecting Choices ook in Europa van toegevoegde waarde zijn.
Netters et al. en Smulders lijken ervan uit te gaan dat het ook zonder evidence wel goed komt met ACP, maar dat wagen wij te betwijfelen.
Onze robuuste en in zijn soort grootschalige studie is niet meer maar zeker ook niet minder dan een bijdrage aan de puzzel die noodzakelijkerwijs gelegd moet worden om zorg in de laatste levensfase beter en meer patiëntgericht te maken.
Ida J. Korfage, Lea J. Jabbarian, Johannes J.M. van Delden, Marijke C. Kars, Suzanne Polinder, Marieke Zwakman, Agnes van der Heide en Judith A.C. Rietjens
1. Netters et al., NTvG 201
2. Rietjens,. Lancet Oncol. 2017;18(9):e543–51
3. Smulders NTvG 2021;165:B1831
4. Korfage et al. Plos Med, 2020
Beste auteurs, Als het
Beste auteurs,
Als het inderdaad zo is dat de gespreksondersteuner slechts een toevoeging was bovenop de bestaande en doorgaande gesprekken met de eigen behandelaar dan is onze conclusie inderdaad te voorbarig geweest waarvoor onze excuses.
Wij gaan er niet van uit dat het zonder evidence wel goed komt met ACP. Integendeel, evidence is en blijft noodzakelijk. We moeten er alleen voor waken dat we niet doorslaan in onze evidence based drift.
Wat mbt invoeren ACP nog noodzakelijker is, is dat de grootste barrierre om ACP goed in te kunnen voeren in de dagelijkse praktijk geadresseerd gaat worden. En dat grootste probleem is niet gebrek aan evidence, maar gebrek aan tijd dus geld.
In het op productie gestuurde Nederlandse gezondheidszorgsysteem is en blijft dat het grootste euvel waar palliatieve zorg steeds op stuk loopt. Ook ACP. Maar goed, deze opmerking is zeker geen kritiek op jullie bijdrage. Eerder een aanvulling.
De oplossing van deze "inconvenient truth" ligt uiteindelijk bij de overheid.