Adenotonsillectomie bij kinderen: neen, tenzij

Opinie
W.J.H.M. van den Bosch
E.H. van de Lisdonk
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:2035-6
Abstract

Zie ook het artikel op bl. 2052.

De kno-geneeskunde is een discipline waarbij in het verleden nogal eens op grote schaal ingrepen zijn verricht waarvan de meerwaarde gegeven de indicaties waarvoor de ingreep werd verricht later dubieus bleek. Achtereenvolgens is paracentese van het trommelvlies bij otitis media acuta obsoleet geworden en is het indicatiegebied van tonsillectomie bij frequente bovenste luchtweginfecties en het plaatsen van trommelvliesbuisjes bij otitis met effusie aanzienlijk smaller geworden. Hetzelfde geldt bij volwassenen voor het rechtzetten van neustussenschotten en het spoelen van sinussen. Het merkwaardige daarbij is dat adenotomie en tonsillectomie beide ingrepen zijn met een eigen indicatiegebied, maar dat toch vaak een gecombineerde behandeling wordt uitgevoerd in de vorm van een adenotonsillectomie.

De breed geaccepteerde indicatie voor tonsillectomie is frequente tonsillitis. Volgens de NHG-standaard ‘Acute keelpijn’ kan tonsillectomie overwogen worden bij frequente tonsillitiden (> 3 per jaar).1 Er is geen evidence om de ingreep te…

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Huisartsgeneeskunde, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen.

Hr.prof.dr.W.J.H.M.van den Bosch en hr.dr.E.H.van de Lisdonk, huisartsen.

Contact hr.prof.dr.W.J.H.M.van den Bosch (w.vandenbosch@hag.umcn.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.J.H.M.
van den Bosch

Nijmegen, januari 2006,

Collega Backus heeft gelijk. In onze reactie op de ingezonden brief van college Oei staat abusievelijk slaapapneu als indicatie genoemd voor adenotomie (en daarmee impliciet het vergrote adenoïd als mogelijke oorzaak van slaapapneu). Zoals in ons commentaar vermeld staat, wordt juist bij hypertrofische tonsillen gedacht aan obstructief slaapapneusyndroom. Wij maakten daarbij wel de opmerking dat de voorspellende waarde van hypertrofische tonsillen voor apneusyndroom beperkt is, terwijl slaapapneus ook voor kunnen komen bij kinderen met normale tonsillen.

Het is niet waarschijnlijk dat ons abuis iets zegt over een mogelijk misverstand bij de gehele beroepsgroep.

W.J.H.M. van den Bosch
E.H. van de Lisdonk