Patiënt A is een 4-jarige jongen met klachten van buikpijn, braken en gewichtsverlies. De huisarts verwijst hem door naar de polikliniek Kindergeneeskunde. Bij lichamelijk onderzoek is hij wat bleek en humeurig en heeft hij een opgezette buik met niet-afwijkende peristaltiek en geen abnormale weerstanden. De huid op zijn armen en benen is droog met enkele eczemateuze plekken en krabeffecten. Ook heeft hij platte, magere billen. Zijn lengte is 101 cm (-1 SD) en hij weegt 14 kg (gewicht naar lengte: -2 SD). Differentiaaldiagnostisch wordt aan coeliakie gedacht. Laboratoriumonderzoek laat IgA-antistoffen tegen weefseltransglutaminase (anti-tTGA-IgA) zien in een concentratie van 105 U/ml (referentiewaarde: ≤ 10), waarop ook een bepaling van anti-endomysium-IgA (EMA-IgA) en HLA-DQ2.5/HLA-DQ8 wordt uitgevoerd.
Zijn onderstaande beweringen juist of onjuist?