Stuitbevalling in ‘all fours’-positie

Klinische praktijk
Lore Noben
Simone M.T.A. Goossens
Laura D. de Wit
Hendrik J. Niemarkt
S. Guid Oei
Judith O.E.H. van Laar
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:D3994
Abstract
Download PDF

Dames en Heren,

Het aantal vaginale stuitbevallingen is de laatste decennia fors afgenomen doordat een geplande keizersnede voor de indicatie ‘stuitligging’ betere perinatale uitkomsten geeft. Een keizersnede gaat echter gepaard met een risico op maternale complicaties en grotere risico’s voor moeder en kind in de eventuele toekomstige zwangerschappen. Er is een alternatief voor de geplande keizersnede: de vaginale stuitbevalling op handen en knieën.

Kernpunten
  • Het percentage zwangerschappen met stuitligging dat eindigt met een keizersnede is toegenomen sinds de publicatie van de Term Breech Trial.
  • Door afname van het aantal vaginale stuitbevallingen neemt ook de expertise om een vaginale stuitbevalling te begeleiden af, met name bij de jongere generatie gynaecologen.
  • Recent onderzoek heeft aangetoond dat een keizersnede en een vaginale bevalling even veilig zijn voor een kind in stuitligging, mits de hulpverlener voldoende expertise heeft en er geen contra-indicaties bij de vrouw zijn.
  • De houding op handen en knieën (‘all fours’-positie) is een relatief onbekende positie voor een vaginale stuitbevalling.
  • Bij een vaginale stuitbevalling in de all-fourspositie zijn gemiddeld minder handelingen door de hulpverleners nodig.
  • Hulpverleners moeten adequaat getraind zijn om een vaginale stuitbevalling in de all-fourspositie te begeleiden.

artikel

Sinds de publicatie van de resultaten van de Term Breech Trial in 2000 is het aantal geplande keizersnedes bij een stuitligging fors toegenomen ten koste van de vaginale stuitbevalling. Het grote beschermende effect op de perinatale uitkomsten van een geplande keizersnede bij een stuitligging zoals beschreven in de Term Breech Trial, konden latere studies echter niet reproduceren. Een recente prospectieve studie pleit voor vaginale stuitbevallingen in de ‘all fours’-positie, waarbij moeder op handen en knieën leunt tijdens de baring.1 In deze klinische les beschrijven wij twee ongecompliceerde vaginale stuitbevallingen in de all-fourspositie.

Patiënt A, een 38-jarige gravida 3 para 2, werd bij een zwangerschapsduur van 40 weken door de verloskundige durante partu ingestuurd omdat zij een liggingsafwijking vermoedde. De foetale groei was niet afwijkend en de moeder was al 2 keer eerder ongecompliceerd vaginaal bevallen van 2 gezonde kinderen met een geboortegewicht van circa 3500 g.

Bij vaginaal toucher werd er 7 cm ontsluiting vastgesteld en was een voet voelbaar. Met transabdominale echografie konden wij een half-volkomen stuitligging bevestigen. Er was flexie van het foetale caput. Met patiënte en haar partner kwamen wij overeen om een vaginale partus na te streven. Anderhalf uur later braken de vliezen spontaan en bevond de stuit zich op de bekkenbodem. Patiënte werd vervolgens gevraagd om op handen en knieën te zitten (figuur 1). Zij begon in deze positie met persen, waarna de stuit in 2 weeën werd geboren. Met de ‘Frank Nudge’-manoeuvre werd het caput geboren (zie uitleg).1

Het geboortegewicht van de jongen bedroeg 3155 g (P10). De Apgar-scores waren 5 en 9 na respectievelijk 1 en 5 minuten. De pH van het arteriële navelstrengbloed was 7,34. Het nageboortetijdperk verliep ongestoord. De moeder had een tweedegraads perineumruptuur en het totale bloedverlies bedroeg 300 ml.

Figuur 1
De ‘all fours’-positie voor een vaginale stuitbevalling
Figuur 1 | De ‘all fours’-positie voor een vaginale stuitbevalling
(Tekening: Mireille Spaas, afd. Communicatie, Máxima Medisch Centrum.)

Patiënt B, een 31-jarige primigravida, kwam bij een zwangerschapsduur van 37 weken spontaan in partu. Zij was gedurende de laatste weken van haar zwangerschap onder controle bij de gynaecoloog vanwege stuitligging. Het geschatte gewicht van de foetus was laag-gemiddeld (P10). Een uitwendige versiepoging bij 37 weken was niet gelukt. Daarom stond een keizersnede gepland bij 39 weken.

Bij binnenkomst in het ziekenhuis had patiënte 5 cm ontsluiting. Transabdominale echografie bevestigde een onvolkomen stuitligging. Er was flexie van het foetale caput. In overleg met patiënte en partner besloten wij toch een vaginale partus na te streven. De ontsluiting vorderde vlot en patiënte beviel op handen en knieën van een dochter van 2560 g (P10) met Apgar-scores van 7 en 9 na respectievelijk 1 en 5 minuten. De pH van het arteriële navelstrengbloed was 7,25. Het nageboortetijdperk verliep ongestoord. De moeder had een eerstegraads labiumruptuur en het bloedverlies bedroeg 100 ml.

Beschouwing

Een vaginale stuitbevalling brengt risico’s met zich mee. Het risico op het uitzakken van de navelstreng is groter bij een stuitligging dan bij een vaginale bevalling van een kind in hoofdligging. Compressie van de navelstreng tijdens de uitdrijving kan leiden tot asfyxie. Ook kunnen er problemen ontstaan met de geboorte van het nakomende hoofd. Wanneer bij een stuitbevalling blijkt dat het hoofd – dat de grootste benige diameter van het foetale lichaam heeft – niet door het bekken past, kan dit leiden tot asfyxie en zelfs sterfte. Ten slotte kunnen er mechanische letsels optreden wanneer de baring niet vordert en een stuitextractie nodig is, die gepaard kan gaan met complicaties als een plexuslaesie of fracturen.2,3

Term Breech Trial ter discussie

Uit de resultaten van de Term Breech Trial kwam naar voren dat een geplande keizersnede deze risico’s kan voorkomen.4 Bijgevolg steeg het percentage geplande keizersnedes in Nederland fors, van 50 naar 80%.5 De follow-upresultaten van de Term Breech Trial lieten echter geen verschillen zien in neonatale sterfte of neurologische ontwikkeling tot 2 jaar na de bevalling tussen kinderen in de groep ‘geplande keizersnede’ en de groep ‘geplande vaginale bevalling’.6 Ook was er kritiek op de methodologische opzet van de Term Breech Trial, waardoor de resultaten ter discussie stonden.7 Een grote prospectieve studie in Frankrijk en België kon de eerder beschreven nadelige effecten van een vaginale stuitbevalling op de perinatale uitkomst niet reproduceren.8

Een keizersnede brengt ook risico’s met zich mee. In vergelijking met een vaginale bevalling geeft een keizersnede een verhoogd risico op maternale morbiditeit en mortaliteit en leidt tot een hoger risico op nadelige uitkomsten voor moeder en kind bij een volgende zwangerschap.9

Door de afname in het aantal vaginale stuitbevallingen is de expertise rond deze obstetrische vaardigheid afgenomen. Veel zorgverleners voelen zich hierdoor niet meer vertrouwd met de vaginale stuitbevalling en bijgevolg wordt deze niet meer in alle centra aangeboden. De nieuwe generatie gynaecologen krijgt door de afname in het aantal vaginale stuitbevallingen niet de kans deze vaardigheid voldoende te ontwikkelen. Dit is zorgwekkend, omdat uit een subanalyse van de Term Breech Trial bleek dat de perinatale uitkomsten slechter zijn als een hulpverlener zichzelf niet als ‘ervaren’ beschrijft.10 Dit is onafhankelijk van het aantal jaren ervaring.10

De huidige Nederlandse richtlijn ‘Stuitligging’ adviseert om aanstaande ouders uitgebreid voor te lichten over de mogelijkheden.2 Recentelijk is hier ook een keuzehulp voor verschenen, om de ouders te ondersteunen bij deze beslissing.11 In 2016 werd in Nederland slechts 14% van de à terme kinderen in stuitligging vaginaal geboren; 72% werd geboren door een geplande keizersnede en 14% door een spoedkeizersnede.12

Op handen en knieën

In Nederland wordt de handgreep van Bracht toegepast om een vaginale stuitbevalling te begeleiden bij een vrouw in rugligging. Zodra de scapulapunten zichtbaar worden, wordt de stuit door de hulpverlener in de richting van de symfyse bewogen terwijl een andere hulpverlener druk uitoefent boven de symfyse (figuur 2). Wanneer de vrouw zich echter op handen en knieën bevindt (all-fourspositie, zie figuur 1) gebeurt deze anterieure beweging spontaan onder invloed van de zwaartekracht zodra de romp geboren is. Manipulatie door de hulpverlener is dan niet nodig.

Figuur 2
De handgreep van Bracht
Figuur 2 | De handgreep van Bracht
De handgreep van Bracht wordt uitgevoerd bij een vaginale stuitbevalling in rugligging. Zodra de scapulapunten van de neonaat zichtbaar worden, wordt de stuit door de hulpverlener in de richting van de symfyse bewogen terwijl een andere hulpverlener druk uitoefent boven de symfyse. (Tekening: Mireille Spaas, afd. Communicatie, Máxima Medisch Centrum.)

Beeldvormend onderzoek met MRI heeft aangetoond dat de diameter van het bekken in de all-fourspositie statistisch significant toenam in zowel het frontale als het sagittale vlak.13 De all-fourspositie kan dus de fysiologie van de vaginale stuitbevalling gunstig beïnvloeden. Voor kinderen in hoofdligging zijn de voordelen van een all-fourspositie al aangetoond; een Cochrane-meta-analyse liet een afname zien in het aantal vaginale kunstverlossingen (RR: 0,75, 95%-BI: 0,66-0,86; 21 studies; 6481 vrouwen) en episiotomieën (RR: 0,75; 95%-BI: 0,61-0,92; 17 studies; 6148 vrouwen) vergeleken met een vaginale bevalling in rugligging. Verder was de duur van de uitdrijving korter in de all-fourspositie.14

Bevalling in rugligging versus ‘all fours’

Recentelijk verscheen een grote, niet-gerandomiseerde cohortstudie over vaginale stuitbevalling in all-fourspositie versus de ‘klassieke’ vaginale stuitbevalling in rugligging.1 Vrouwen met een kind in stuitligging bij een à terme zwangerschapsduur werden geïncludeerd als zij een vaginale bevalling wensten. Als zij niet eerder vaginaal waren bevallen van een kind met een geboortegewicht binnen 500 g van het huidige geschatte gewicht, werd een MRI verricht om de diameter tussen het breedste punt van het os pubis en het promontorium te meten in een liggende houding. Een keizersnede werd geadviseerd als deze diameter kleiner was dan 12 cm (n = 48) of als er verdenking was op foetale groeirestrictie (geschat kindgewicht < P10, n = 2).

Van alle vrouwen die een vaginale stuitbevalling wensten (n = 435), bevielen 271 vrouwen daadwerkelijk vaginaal (62%). Dit waren 157 (55%) van de 288 primipara en 114 (78%) van de 147 multipara. Van de vrouwen die vaginaal bevielen, bevielen 229 in all-fourspositie en 40 in de ‘klassieke’ positie; 2 vrouwen bevielen van een kind met een syndromale afwijking en werden daarom geëxcludeerd uit verdere analyses. De keuze van de positie was afhankelijk van de hulpverlener.

In de all-fourspositie werd een afname gezien van het aantal obstetrische interventies, neonatale letsels en keizersnedes en was de uitdrijving van kortere duur, vergeleken met de ‘klassieke’ positie. In de groep vrouwen met een geplande vaginale stuitbevalling beviel 62% spontaan, van wie 53% in all-fourspositie. Er was geen verschil in perinatale morbiditeit tussen een vaginale stuitbevalling in all-fourspositie en een geplande keizersnede. Bij meer dan de helft van de vaginale bevallingen in all-fourspositie hoefde de hulpverlener geen enkele handgreep toe te passen. Dit in tegenstelling tot de vaginale stuitbevalling in rugligging; bij 95% van de vrouwen die in rugligging beviel werd een handgreep gebruikt (tabel).1

Tabel
Betere uitkomsten na een vaginale stuitbevalling in all-fourspositie
Vergelijking van stuitbevalling op handen en knieën (‘all fours’) met de bevalling in rugligging.1
Tabel | Betere uitkomsten na een vaginale stuitbevalling in all-fourspositie | Vergelijking van stuitbevalling op handen en knieën (‘all fours’) met de bevalling in rugligging.1

Training van hulpverleners bij stuitbevalling

Gezien het lage absolute risico op complicaties bij een vaginale stuitbevalling in de all-fourspositie lijkt dit een veilig alternatief voor de primaire sectio. Hulpverleners moeten hier wel in getraind worden voordat zij een vaginale stuitbevalling in de all-fourspositie in de kliniek toepassen. Op simulatie gebaseerde teamtrainingen kunnen een rol spelen bij het verbeteren van neonatale en maternale uitkomsten. In deze trainingen wordt per keer de nadruk gelegd op slechts een beperkt aantal obstetrische vaardigheden, waardoor er ruimte is voor herhaling en reflectie.15 Dit komt de resultaten van de vaardigheidstraining ten goede.15 De hulpverleners die patiënt A en B hebben bijgestaan hadden in teamtrainingen geoefend met een geavanceerde patiëntsimulator (Noelle, Gaumard Scientific, Miami, Florida) en de PROMPT Flex Birthing Simulator (Laerdal Benelux BV, Amersfoort, Nederland). Een voorbeeld van een geavanceerde patiëntsimulator is te zien op de video.

Het aantal vaginale stuitbevallingen in all-fourspositie dat een hulpverlener moet bijwonen om hierin bekwaam te raken, wordt door verschillende experts geschat op 10-13. Hierna zou de aanwezigheid bij 3-6 stuitbevallingen per jaar voldoende zijn om deze competentie te onderhouden.16 Ondanks het dalende percentage vaginale stuitbevallingen is het voor hulpverleners dus nog steeds haalbaar om zich deze vaardigheid eigen te maken. Idealiter bevindt zich in ieder centrum ten minste één expert die functioneert als mentor en die andere hulpverleners ondersteunt in het begeleiden van een vaginale stuitbevalling.15

Uiteraard moet een vaginale stuitbevalling alleen nagestreefd worden als de omstandigheden dit toelaten. De aanwezigheid van een bekwame hulpverlener is vereist. Verder dient bij onder andere hyperextensie van de foetale nek, verdenking op foetale groeirestrictie of het vermoeden van cefalo-pelviene disproportie een keizersnede te worden verricht.3 Bij onze beide patiënten waren de omstandigheden voor een vaginale baring gunstig. Er was bij beiden sprake van een laag-gemiddeld geschat geboortegewicht en een vlotte vordering van de bevalling. Bovendien was patiënt A al 2 keer eerder spontaan bevallen.

Dames en Heren, de stuitligging is een fysiologische variatie waarbij een vaginale bevalling kan worden nagestreefd als de omstandigheden gunstig zijn. De positie op handen en knieën (‘all fours’-positie) lijkt een veelbelovend alternatief voor de geplande keizersnede. Wij zijn van mening dat iedere vrouw die zwanger is van een foetus in stuitligging en bij wie de omstandigheden gunstig zijn, adequaat moet worden voorgelicht en indien gewenst de mogelijkheid moet krijgen om vaginaal te bevallen in all-fourspositie. Het is hierbij van belang hulpverleners te trainen in deze obstetrische vaardigheid. In ons centrum zijn we inmiddels begonnen met het trainen van alle gynaecologen om een vaginale stuitbevalling in all-fourspositie te begeleiden.

Literatuur
  1. Louwen F, Daviss B-A, Johnson KC, Reitter A. Does breech delivery in an upright position instead of on the back improve outcomes and avoid cesareans? Int J Gynaecol Obstet. 2017;136:151-61.doi:10.1002/ijgo.12033. Medline

  2. Richtlijn Stuitligging. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie; 2008.

  3. Dörr P, Khouw V, Jacquemyn Y, Nijhuis J (red). Obstetrische interventies. Amsterdam: Elsevier gezondheidszorg; 2010.

  4. Hannah ME, Hannah WJ, Hewson SA, et al. Planned caesarean section versus planned vaginal birth for breech presentation at term : a randomised multicentre trial. 2000;356:1375-83.

  5. Rietberg CCT, Elferink-Stinkens PM, Visser GHA. The effect of the Term Breech Trial on medical intervention behaviour and neonatal outcome in The Netherlands: an analysis of 35,453 term breech infants. BJOG. 2005;112:205-9.doi:10.1111/j.1471-0528.2004.00317.x.Medline

  6. Whyte H, Hannah ME, Saigal S, et al; Term Breech Trial Collaborative Group. Outcomes of children at 2 years after planned cesarean birth versus planned vaginal birth for breech presentation at term: the International Randomized Term Breech Trial. Am J Obstet Gynecol. 2004;191:864-71.doi:10.1016/j.ajog.2004.06.056.Medline

  7. Glezerman M. Five years to the term breech trial: the rise and fall of a randomized controlled trial. Am J Obstet Gynecol. 2006;194:20-5.doi:10.1016/j.ajog.2005.08.039.Medline

  8. Goffinet F, Carayol M, Foidart J-M, et al; PREMODA Study Group. Is planned vaginal delivery for breech presentation at term still an option? Results of an observational prospective survey in France and Belgium. Am J Obstet Gynecol. 2006;194:1002-11.doi:10.1016/j.ajog.2005.10.817.Medline

  9. Sandall J, Tribe RM, Avery L, et al. Short-term and long-term effects of caesarean section on the health of women and children. Lancet. 2018;392:1349-57.doi:10.1016/S0140-6736(18)31930-5.Medline

  10. Su M, McLeod L, Ross S, et al; Term Breech Trial Collaborative Group. Factors associated with adverse perinatal outcome in the Term Breech Trial. Am J Obstet Gynecol. 2003;189:740-5.doi:10.1067/S0002-9378(03)00822-6. Medline

  11. Consultkaart Stuitbevalling.www.degynaecoloog.nl/wp-content/uploads/2017/12/Consultkaart-Stuitbevalling-2017.pdf, geraadpleegd op 1 februari 2019.

  12. Jaarboeken Zorg in Nederland. Utrecht: Perined; 2018.

  13. Reitter A, Daviss BA, Bisits A, et al. Does pregnancy and/or shifting positions create more room in a woman’s pelvis? Am J Obstet Gynecol. 2014;211:662.e1-9.doi:10.1016/j.ajog.2014.06.029.Medline

  14. Gupta JK, Sood A, Hofmeyr GJ, Vogel JP. Position in the second stage of labour for women without epidural anaesthesia. Cochrane Database Syst Rev. 2017;(5):CD002006.doi:10.1002/14651858.CD002006.pub4.Medline

  15. Walker S, Breslin E, Scamell M, Parker P. Effectiveness of vaginal breech birth training strategies: An integrative review of the literature. Birth. 2017;44:101-9.doi:10.1111/birt.12280.Medline

  16. Walker S, Scamell M, Parker P. Standards for maternity care professionals attending planned upright breech births: A Delphi study. Midwifery. 2016;34:7-14.doi:10.1016/j.midw.2016.01.007. Medline

Auteursinformatie

Máxima Medisch Centrum, Veldhoven. Afd. Gynaecologie en Verloskunde: drs. L. Noben, arts-onderzoeker gynaecologie; dr. S.M.T.A. Goossens, gynaecoloog fellow perinatologie; drs. L.D. de Wit-Zuurendonk, prof.dr. S.G. Oei en dr. J.O.E.H. van Laar, gynaecologen-perinatologen. Afd. Kindergeneeskunde: dr. H.J. Niemarkt, neonatoloog.

Contact L. Noben (Lore.noben@mmc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Auteur Belangenverstrengeling
Lore Noben ICMJE-formulier
Simone M.T.A. Goossens ICMJE-formulier
Laura D. de Wit ICMJE-formulier
Hendrik J. Niemarkt ICMJE-formulier
S. Guid Oei ICMJE-formulier
Judith O.E.H. van Laar ICMJE-formulier
Uitlegkader
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Arno Verhoeven
& Jan Roest & Flip de Leeuw

Het is verheugend dat de auteurs de stuitbevalling in all fours als alternatief voor de sectio door hun training onderzoeken.

Echter:

De veronderstelling (ref 1) van Louwen overtuigt niet. De getallen zijn te klein, Bracht’s methode werd onjuist uitgevoerd. De cijfers in tabel 5 kloppen niet omdat bij rugligging de handgreep van Bracht als interventie wordt beschouwd, en omdat de optelling van het aantal manoeuvres onjuist is. De studie van de gelijknamige auteurs vermeldt dat maximale flexie van de knieën op de borst in rugligging dezelfde MRIveranderingen bewerkstelligt als in de ‘kneeling squat’ positie.

Leercurve
Problematisch is dat eerst (bij)scholing en ervaring nodig is, omdat inzichten over de fysiologie moeten worden geleerd om te kunnen weten, wat men moet zien en kan verwachten. De ‘mindset’ moet letterlijk en figuurlijk een omslag van 180 graden maken: een echte ‘omwenteling’. Het bestuderen van videos is   wezenlijk: minstens 200 maal voordat men weet wat men moet zien (expert opinie). Het risico bestaat dat men enthousiast geworden de risico’s van de stuitgeboorte miskent, en de veiligheidsmarges daarbij overschrijdt. Er hebben zich in Nederland al enkele calamiteiten voorgedaan binnen het kleine percentage van de vaginale stuitbevallingen in all fours.

De in Figuur 2 beschreven handgreep van Bracht voldoet niet aan diens beschrijving. (1)

Hij omvat de stuit juist nog vóórdat de benen geheel geboren worden en voorkomt daarmee dat de zwaartekracht door de afvallende beentjes het uiteenvallen van het mozaïek van extremiteiten en kin op de borst veroorzaakt. Dat uiteenvallen belemmert de geboorte hetgeen men juist wil voorkomen!

Men moet de handgreep dus beginnen op het moment dat de lordose moet worden ondersteund, om zo te voorkomen dat die lordose door de zwaartekracht verloren gaat als men de romp niet maximaal om de symfyse laat roteren. Oftewel uiterlijk op het moment dat de stuit door de zwaartekracht in het verlosbed dreigt te vallen! Dat is ongeveer op het moment dat de navel wordt geboren. Zoals de afbeelding 137 naar Bracht’s demonstratiefilm uit 1935 in: H.Martius Die geburtshilflichen Operationen, pagina 131; 2e Aufl 1940 Georg Thieme Verlag.

Dat beschrijven ook de oudere leerboeken, zoals  W.P.Plate, Leerboek der Verloskunde, pagina 692, 3e druk 1963, Red Holmer et al

‘Hierbij wordt de stuit, zodra deze buiten de vulva is gekomen, met beide handen zodanig omgrepen dat de vingers op de rugzijde en de duimen aan de voorzijde komen te liggen. De rug wordt daarbij geheel naar voren gedraaid. De stuit wordt dan door middel van een constante, niet sterke, opwaarts gerichte  druk om de symfyse geroteerd, waarbij de romp van het kind tenslotte bijna de buikwand van de moeder raakt.’

En: Operative Obstetrics in: Williams Obstetrics, pagina 1169; 12e editie 1961.

‘In the Bracht maneuver the breech is allowed to deliver spontaneously to the umbilicus. The fetal body then is held, but not pressed, against the maternal symphysis. This force is meant to be the equivalent of gravity (Bracht 1936)

En Hoogeveen AJA, Over stuitliggingen, in het bijzonder over de behandeling volgens de methode van Bracht, Proefschrift, Rijks Universiteit Utrecht, 1956, schrijft: Nadat de stuit geboren is wordt deze met twee handen omvat. Zij volgen de beweging van de stuit en drukken die in de richting van de buik van de moeder.

Juist bij de à terme meest voorkomende onvolkomen stuitligging (75%) helpt dit de vruchtcylinder in stand te houden.

  1. De theorie van de methode van Bracht en de praktische gevolgen daarvan.  Verhoeven ATM,Leeuw JP de, Ned Tijdschr.Obst Gyn 2008, maart 02; 121: 58 – 60

Geachte collegae,

We willen u danken voor het commentaar op ons artikel. Graag willen we op uw opmerkingen reageren.

Wij zijn het met u eens dat de vergelijkende getallen in de studie van Louwen wellicht te klein zijn om definitieve conclusies te kunnen trekken ten aanzien van de superioriteit van de all-fourspositie ten opzichte van de klassieke houding in rugligging. We zijn van mening dat de all-fourspositie een interessante, veelbelovende houding is om vaginaal te bevallen van een kind in stuitligging.

U merkt op dat in de door Louwen et al. beschreven groep de methode volgens Bracht wellicht niet lege artis is toegepast bij de vrouwen die vaginaal in rugligging van een kind in stuitligging bevielen. Wij kunnen helaas niet vaststellen of Louwen et al. de methode volgens Bracht exact heeft toegepast zoals door u is beschreven. Maar wij danken u voor de uitvoerige uiteenzetting en historische afbeeldingen.

U benoemt verder dat de McRoberts manoeuvre mogelijk dezelfde verandering in de bekkendoorsnede veroorzaakt als de all-fourspositie. In de studie die we aanhalen in ons artikel, waarbij de doorsnede van het bekken gemeten wordt middels MRI, wordt de ‘kneeled squat’ (all-fourspositie) vergeleken met de rugligging. Er wordt beschreven dat de McRoberts manoeuvre een afvlakking van het promontorium bewerkstelligt, welke ook wordt geobserveerd in de all-fourspositie. Een directe vergelijking van de McRoberts manoeuvre met de all-fourspositie vond niet plaats. De McRoberts manoeuvre wordt echter niet standaard toegepast in de klassieke rugligging. Deze vindt alleen plaats wanneer er een schouderdystocie optreedt.

We zijn het eens dat scholing en ervaring nodig zijn om een vaginale stuitbevalling te kunnen begeleiden. We juichen hierbij het gebruik van video’s, als toevoeging op medische simulatietrainingen, van harte toe. De hoeveelheid trainingen en bevallingen die nodig zijn voordat iemand zichzelf als ervaren beoordeelt, zal per individu verschillen en kan ons inziens niet in een standaard aantal bevallingen of video’s worden gevat. Bij het verrichten van een stuitbevalling zowel in rugligging als in de all-fourspositie moeten selectiecriteria worden toegepast en dient nauwlettend de voortgang van de baring worden bewaakt.

Vriendelijke groet,

De auteurs.

Leonie
van Rheenen- Flach

Bedankt voor het onder de aandacht brengen van de vaginale stuitbevalling.

In onze database van stuitbevallingen in OLVG, Amsterdam, die loopt vanaf 2011-2017, hebben wij de gegevens van 1774 stuitbevallingen verzameld. Van deze groep bevalt 334 met een vaginale stuitbevalling, dus het overgrote deel krijgt een sectio. Van de vrouwen die vaginaal bevielen hadden er 17 de all fours houding tijdens de geboorte van het kind.

Op dit moment gebruiken wij het algoritme voor de all fours stuitbevalling dat is ontwikkeld door breech-experts Anke Reiter, obstetricus en Shawn Walker, verloskundige. Naast de Frank nudge manoevre worden hierin ook andere interventies en handgrepen beschreven. Op basis van de duur van de uitdrijving wordt geadviseerd over het nalaten danwel toepassen van deze interventies.

Voor de toekomst roepen wij op tot samenwerking! Wij zijn bezig met internationale samenwerking en er moet een nationale database worden opgericht. Deze database moet niet alleen cijfers bevatten, maar juist filmmateriaal van de uitdrijving. Omdat we alleen op die manier structureel bevallingen kunnen analyseren om onze interventie’s te evalueren, dat zou uiteindelijk de kennis over de vaginale stuitbevalling van authority based naar evidence based kunnen tillen.

Leonie van Rheenen-Flach, gynaecoloog, OLVG Amsterdam

Beste collega,

We danken u voor uw enthousiaste reactie op ons artikel en het delen van de getallen omtrent de modus partus van de stuitbevallingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden in uw centrum. We zijn het met u eens dat samenwerken gewenst is om de kennis omtrent deze alternatieve houding voor de vaginale stuitbevalling te vergroten. Het gebruik van video’s voor analyse en het trainen van hulpverleners, naast medische simulatietrainingen, zien wij als een meerwaarde.

Vriendelijke groet,

De auteurs

Arno
verhoeven

Voor de geinteresserde lezers is van belang dat collega Van Rheenen vermeldt wat het algoritme van Reiter en Walker precies inhoudt. Haar roep tot samenwerking verdient ondersteuning. Toelichting op de database en de privacyaspecten daarvan is welkom.

Arno Verhoeven, gynaecoloog n.p.