Psychiatrische stoornissen bij zwangeren en kraamvrouwen

Klinische praktijk
A. Wewerinke
A. Honig
M.H.B. Heres
J.M.B. Wennink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:294-8
Abstract

Samenvatting

- De frequentst voorkomende psychiatrische ziektebeelden pre en post partum zijn vooral depressie en, in mindere mate, paniekstoornis en psychose.

- Deze ziektebeelden hebben niet alleen negatieve gevolgen voor het welbevinden van de moeder, maar kunnen ook leiden tot obstetrische complicaties en een gestoorde moeder-kindrelatie.

- Daarom is het belangrijk vrouwen met een verhoogd risico op een psychiatrische stoornis te identificeren, bij voorkeur voor of tijdens de zwangerschap.

- De belangrijkste risicofactor is een psychiatrische stoornis in de anamnese. Obstetrische risicofactoren voor een depressie zijn: ongeplande of ongewenste zwangerschap, zwangerschapshypertensie, een spoedsectio-caesarea, en een vroeg ontslag uit het ziekenhuis. Overige factoren zijn: lage sociaal-economische status, recent ‘life event’, negatief zelfbeeld, weinig sociale ondersteuning, immigratie in de laatste 5 jaar, een gevoel van controleverlies tijdens de bevalling, en voedingsproblemen met het kind.

- Voor de behandeling van een zwangere of kraamvrouw met mogelijk een psychiatrische stoornis wordt zij verwezen naar, bij voorkeur, een gecombineerde polikliniek voor psychiatrie en obstetrie dan wel naar een psychiater in een algemeen ziekenhuis, in geval van een zwaarwegende risicofactor zoals een eerder doorgemaakte psychiatrische stoornis (al dan niet in het kraambed), ernstige, actuele psychiatrische symptomen of langdurig gebruik van psychofarmaca.

Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:294-8

Auteursinformatie

Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Geneeskunde, Amsterdam.

Mw.A.Wewerinke, huisarts in opleiding.

Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, Postbus 9243, 1006 AE Amsterdam.

Afd. Psychiatrie: hr.dr.A.Honig, psychiater.

Afd. Gynaecologie: mw.dr.M.H.B.Heres, gynaecoloog.

Afd. Kindergeneeskunde: mw.dr.J.M.B.Wennink, kinderarts.

Contact hr.dr.A.Honig (a.honig@slaz.nl)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Groningen, maart 2006,

Graag willen wij enkele kanttekeningen maken bij het artikel van Wewerinke et al. (2006:294-8).

Een recente systematische review van Gavin et al. over de prevalentie van depressie tijdens de zwangerschap en in de post-partumperiode laat geen hogere prevalentie zien in deze perioden in vergelijking met vrouwen buiten deze perioden.1 De puntprevalentie van depressie bedraagt 3,8% (95%-BI: 1,0-12,0) in het eerste trimester, 4,9% (3,1-7,4) in het tweede trimester, 3,1% (1,1-8,1) in het derde trimester en 4,7% (3,6-6,1) in de derde maand post partum. De normale prevalentie van depressie bedraagt 5-6%. Opgemerkt wordt dat de spreiding in de studies aanzienlijk is.1 In het artikel van Wewerinke et al. wordt een prevalentie genoemd van rond de 12% tijdens en na de zwangerschap. Dit percentage zal gebaseerd zijn op de gecombineerde uitkomstmaat ‘prevalentie van ernstige of lichte depressie’. Deze prevalentie ligt ook in de studie van Gavin et al. in deze orde van grootte, namelijk rond de 10%.1

Het tijdig opsporen van depressie bij de moeder tijdens de zwangerschap of in de post-partumperiode is voor zowel het kind als de moeder van groot belang. Hiervoor zou bijvoorbeeld de ‘Edinburgh postnatal depression scale’ gebruikt kunnen worden als eerste screeningsmethode. Deze is ook goed gevalideerd voor het opsporen van een post-partumdepressie.2

Het artikel van Wewerinke et al. doet vóórkomen alsof depressie tijdens de zwangerschap en postnataal vaker voorkomt. De resultaten van Gavin et al. relativeren dit en wijzen erop dat het allerminst zeker is dat depressie werkelijk vaker voorkomt tijdens de zwangerschap of in de post-partumperiode dan in de perioden daarbuiten.

Y. Paalvast
B. Doornbos
J. Korf
Literatuur
  1. Gavin NI, Gaynes BN, Lohr KN, Meltzer-Brody S, Gartlehner G, Swinson T. Perinatal depression: a systematic review of prevalence and incidence. Obstet Gynecol. 2005;106(5 Pt 1):1071-83.

  2. Pop VJ, Komproe IH, Son MJ van. Characteristics of the Edinburgh Post Natal Depression Scale in the Netherlands. J Affect Disord. 1992;26:105-10.

Amsterdam, maart 2006,

Paalvast et al. betwijfelen of depressie vaker voorkomt tijdens de zwangerschap of in de post-partumperiode ten opzichte van de perioden daarbuiten, waarbij zij zich baseren op een recente systematische review van Gavin et al. Het door ons geciteerde percentage is gebaseerd op een systematische review uit 2004 van Bennett et al.1 Zoals Paalvast et al. aangeven, zijn de data uit de door hen aangehaalde publicatie verre van hard te noemen door enerzijds het beperkte aantal studies en anderzijds de grote spreiding in de gevonden percentages. Vooral studies die een onderscheid maken tussen lichte en ernstige depressie zijn klein in aantal. Daarbij is de vraag hoe klinisch relevant dit onderscheid is; alle criteria voor beide diagnosen zijn gelijk behoudens het aantal symptomen van depressie. Dit aantal bedraagt 2-4 voor lichte en ≥5 voor ernstige depressie.2 Ter illustratie van de grote spreiding in de gevonden percentages worden in een recent onderzoek van Gordon et al.,3 waarbij meer dan 4000 zwangeren en jonge moeders werden gescreend op depressie, percentages van depressie beschreven van 11,1 in het laatste trimester en 7,3 tot 6 weken post partum. Gavin et al. rapporteerden over deze perioden 4,7 respectievelijk 5,7% voor ernstige depressie en 8,5 respectievelijk 10% voor de combinatie van lichte en ernstige depressie. Overigens citeren Gordon et al. een op literatuur gebaseerd hoger percentage voor depressie tijdens zwangerschap (13-18) dan wij hebben vermeld in ons artikel. Al met al lijken de door ons gegeven percentages van 12-13 een reële weergave van de huidige stand van zaken.

Gordon et al. hanteerden als screeningslijst de ‘Edinburgh postnatal depression scale’, die Paalvast et al. in hun brief ook aanraden als screeningsinstrument. De reden dat wij de ‘Hospital anxiety and depression scale’ gebruiken als screeningsinstrument is om, behalve depressie, ook angststoornissen op te sporen. Zeker ook angststoornissen worden tijdens een zwangerschap en na een bevalling vaak miskend.

A. Honig
A. Wewerinke
M.H.B. Heres
J.M.B. Wennink
Literatuur
  1. Bennett HA, Einarson A, Taddio A, Koren G, Einarson TR. Prevalence of depression during pregnancy: a systematic review. Obstet Gynecol. 2004;103:698-709.

  2. American Psychiatric Association (APA). Diagnostic and statistical manual of mental disorders DSM-IV. 4th ed. Washington: APA; 1994.

  3. Gordon TE, Cardone IA, Kim JJ, Gordon SM, Silver RK. Universal perinatal depression screening in an academic medical center. Obstet Gynecol. 2006;107(2 Pt 1):342-7.