een derde van 55-plussers na 3 jaar nog niet hersteld

Prognose van depressie in de huisartsenpraktijk*

Onderzoek
Els Licht-Strunk
Harm W.J. van Marwijk
Trynke Hoekstra
Jos W.R. Twisk
Marten de Haan
Aartjan T.F. Beekman
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2009;153:A743
Abstract

Samenvatting

Doel

Kennis opdoen over de duur van een depressieve episode, de kans op herstel en factoren die de prognose voorspellen bij depressieve 55-plussers in de huisartsenpraktijk.

Opzet

Beschrijvend, cohortonderzoek.

Methode

55-plussers die een van de 32 deelnemende huisartsenpraktijken in West-Friesland bezochten werden gescreend op de aanwezigheid van een depressieve stoornis met behulp van twee achtereenvolgende testen. We includeerden 234 deelnemers met een depressieve stoornis volgens DSM-IV criteria. Zij werden geïnterviewd tijdens de nulmeting en elke 6 maanden daarna, gedurende 3 jaar. De primaire uitkomstmaten waren tijd tot herstel en de kans op herstel op de verschillende meetpunten. Met behulp van multivariate regressieanalyses identificeerden we factoren die verband hielden met de prognose.

Resultaten

De mediane duur van de depressie was 18 maanden (95%-BI: 13-23). 35% herstelde binnen 1 jaar, 60% binnen 2 jaar en 68% binnen 3 jaar. Er was een verband tussen het niet herstellen van de depressie enerzijds en een ernstigere depressie, een positieve familieanamnese voor depressie en de aanwezigheid van meer functionele beperkingen anderzijds. Het fysieke functioneren verslechterde tijdens de follow-up in de groep depressieve patiënten, maar niet in de groep herstelde patiënten.

Conclusie

Depressie bij 55-plussers in de huisartsenpraktijk heeft een slechte prognose. Variabelen die de prognose voorspellen kunnen vrij eenvoudig worden vastgesteld in de dagelijkse praktijk. Dit kan helpen om in een vroeger stadium intensievere depressiebehandeling aan te bieden aan mensen met het hoogste risico op een slechte prognose.

Auteursinformatie

* Dit artikel is een bewerking van een artikel gepubliceerd in het BMJ (2009;338:a3079) met als titel ‘Outcome of depression in later life in primary care: longitudinal cohort study with three years’ follow-up’. Afgedrukt met toestemming.

VU Medisch Centrum en Vrije Universiteit, EMGO+-Instituut, Amsterdam.

Afd. Huisartsgeneeskunde: dr. E. Licht-Strunk, huisarts-epidemioloog; dr. H.W.J. van Marwijk, huisarts-onderzoeker; prof.dr. M. de Haan, huisarts.

Afd. Gezondheidswetenschappen: drs. T. Hoekstra, gezondheidswetenschapper.

Afd. Epidemiologie en Biostatistiek: prof.dr. J.W.R. Twisk, epidemioloog.

Afd. Psychiatrie: prof.dr. A.T.F. Beekman, psychiater.

Contact dr. E. Licht-Strunk (e.licht@vumc.nl)

Verantwoording

Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: geen gemeld.
Aanvaard op 10 september 2009

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

M.A.
Verheul-Koot

Na het lezen van uw artikel vroeg ik mij af of er ook naar de voedingstoestand van de 55-plussers met een depressie is gekeken. Bij ouderen komen regelmatig deficiënties van foliumzuur, vitamine B12 en vitamine D voor. Voor deze vitamines zijn in de literatuur associaties met depressie beschreven. Ook heeft bijvoorbeeld de foliumzuurstatus invloed op de werking van antidepressiva.

M.A. Verheul-Koot, diëtist