Resultaten van de effectiviteit na 3 jaar proefimplementatie

Jaarlijkse systematische chlamydiascreening*

Onderzoek
Ingrid V.F. van den Broek
Jan E.A.M. van Bergen
Johan S.A. Fennema
Hannelore M. Götz
Christian J.P.A. Hoebe
Marianne A.B. van der Sande
Eline L.M. Op de Coul
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A5503
Abstract

Samenvatting

Doel

Het evalueren van de effectiviteit van systematische, jaarlijkse chlamydiascreening.

Opzet

Clustergecontroleerde trial met een gerandomiseerde, gefaseerde invoering (‘stepped wedge’-design) in 3 regio’s in Nederland, te weten Amsterdam, Rotterdam en Parkstad Limburg, gelegen in Zuid-Limburg (NTR 3071).

Methode

In de periode maart 2008-januari 2011 werd jaarlijks een uitnodigingsbrief voor chlamydiascreening gestuurd naar alle jongeren in de leeftijd van 16-29 jaar die ingeschreven stonden in het bevolkingsregister van de deelnemende gemeenten (n = 317.304; bij aanvang van de studie). In de brief werd gevraagd om via internet een testpakket te bestellen om zelf materiaal af te nemen voor onderzoek naar de aanwezigheid van een chlamydia-infectie en dat vervolgens in te sturen naar een deelnemend laboratorium voor analyse. Communicatie met de deelnemers verliep via internet, e-mail en sms. Behandeling van een chlamydia-infectie vond plaats bij de huisarts of bij de soa-polikliniek van de GGD. De belangrijkste uitkomstmaten waren de participatiegraad, het percentage positieve chlamydiatesten en (trends in) de geschatte prevalentie van chlamydia-infecties.

Resultaat

In de interventiegroep was de participatiegraad van de chlamydiascreening 16,1% na de 1e jaarlijkse uitnodiging, 10,8% na de 2e en 9,5% na de 3e uitnodiging, vergeleken met 13,0% in de controlegroep die aan het einde van de 2e screeningsronde werd uitgenodigd. Bij de 1e uitnodiging was het percentage personen met een positieve chlamydiatest hetzelfde in de interventiegebieden als in de controlegebieden (4,3%). Bij de 3e uitnodiging in de interventiegroep bleef dit percentage vergelijkbaar (4,1%). Het percentage personen met een positieve chlamydiatest daalde niet significant per regio of sociaaldemografische subgroep. Alleen bij personen die consequent aan 3 screeningsronden deelnamen (2,8% van alle uitgenodigden) daalde het percentage positieve testen significant van 5,9 naar 2,9% (oddsratio: 0,49; 95%-BI: 0,47-0,50).

Conclusie

Er kon geen significant effect van 3 jaar systematische chlamydiascreening worden aangetoond op het percentage personen met een positieve chlamydiatest bij de gevonden, lage participatiegraad. Op dit moment is er onvoldoende bewijskracht om deze chlamydiascreening landelijk in te voeren.

Auteursinformatie

*Dit onderzoek werd eerder gepubliceerd in British Medical Journal (2012;345:e4316) met als titel ‘Effectiveness of yearly, register based screening for chlamydia in the Netherlands: controlled trial with randomised stepped wedge implementation’. Afgedrukt met toestemming.

RIVM, Centrum Infectieziektebestrijding, Epidemiologie en Surveillance, Bilthoven.

Soa Aids Nederland, Amsterdam.

Prof.dr. J.E.A.M. van Bergen, huisarts-epidemioloog (tevens: AMC, afd. Huisartsgeneeskunde).

GGD Amsterdam, Cluster Infectieziekten Bestrijding, Amsterdam.

Dr. J.S.A. Fennema, arts-onderzoeker.

GGD Rotterdam-Rijnmond, afd. Soa en Seksualiteit, Rotterdam.

Dr. H.M. Götz, arts infectieziektebestrijding.

GGD Zuid Limburg, afd. Seksuele Gezondheid, Infectieziekten en Milieu, Geleen.

Prof.dr. C.J.P.A. Hoebe, arts infectieziekten (tevens: MUMC, afd. Infectieziektebestrijding).

Contact dr. I.V.F. van den Broek (ingrid.van.den.broek@rivm.nl)

Verantwoording

De volgende mensen droegen bij aan de totstandkoming van dit artikel: drs. E.E.H.G. Brouwers, projectmedewerker (GGD Zuid Limburg); drs. R.H. Koekenbier, onderzoeker infectieziekten (GGD Amsterdam); dr. M. Kretzschmar, hoofd afd. Surveillance (RIVM/CIb); dr. B.V. Schmid, mathematisch modelleur (RIVM/CIb); dr. E.A.B. Over, gezondheidseconoom (CGL, RIVM), drs. L.L. Pars, onderzoeker public health (Soa Aids Nederland); drs. S.M. van Ravesteijn, projectmedewerker, (GGD Rotterdam); dr. G.A. de Wit, gezondheidseconoom (CGL, RIVM), prof.dr. N. Low (Universiteit Bern, Zwitserland). Ir. G. Doornbos, M. Meijer en dr.ir. J. van de Kassteele voerden de statistische analyses uit en verzorgden het datamanagement (allen: Expertisecentrum voor Methoden en Informatie, RIVM). De CSI Adviescommissie bestond uit: dr. T. Bakkenist, prof.dr. P. Bindels, dr. P. van den Broek, drs. T. Coenen, dr. S. de Gouw, dr. B. Hoebee, prof.dr. J. Land, prof.dr. S. Morée, drs. R. van Riel en prof.dr. E. Steyerberg.
Belangenconflict en financiële ondersteuning: het onderzoek werd financieel ondersteund door ZonMw (projectnr. 12.400.001); het RIVM/CIb droeg bij aan de financiering van de evaluatie (zie www.ntvg.nl, zoeken op A5503; klik op ‘Belangenverstrengeling’).
Aanvaard op 16 oktober 2012

Auteur Belangenverstrengeling
Ingrid V.F. van den Broek ICMJE-formulier
Jan E.A.M. van Bergen ICMJE-formulier
Johan S.A. Fennema ICMJE-formulier
Hannelore M. Götz ICMJE-formulier
Christian J.P.A. Hoebe ICMJE-formulier
Marianne A.B. van der Sande ICMJE-formulier
Eline L.M. Op de Coul ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties