Immunologie in de medische praktijk. XXIII. Xenotransplantatie

Klinische praktijk
E.O. Schraa
R.L. Marquet
J.N.M. IJzermans
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1455-60
Abstract

Samenvatting

- Zowel nationaal als internationaal is er veel discussie over xenotransplantatie als mogelijke oplossing voor transplantatiewachtlijsten, bij het ontbreken van vervangende therapieën.

- De laatste jaren is op immunologisch gebied grote vooruitgang geboekt, vooral op het gebied van onderzoek naar hyperacute afstoting.

- Langetermijnoverleving is voorlopig echter nog fictie vanwege onbekendheid met de mechanismen van de op de hyperacute afstoting volgende rejectieprocessen, zoals vertraagde xenogene en cellulaire afstoting.

- Eveneens is het zeer de vraag of xenogene organen fysiologisch zullen functioneren, zeker bij organen met een complex metabolisme.

- Een derde probleem is het mogelijke infectiegevaar door xenotransplantatie voor de patiënt en de populatie. Diverse commissies en beleidsinstanties eisen eerst helderheid omtrent dit gevaar alvorens men de eerste klinische transplantaties gaat uitvoeren.

- In Nederland is een gelijkluidend advies uitgebracht door de Gezondheidsraad, dat grotendeels door de regering is overgenomen.

- Ontwikkelingen op het gebied van artificiële organen en klonering wijzen erop dat xenotransplantatie mogelijk slechts een tussenstation is in het ontwerpen van geschikte behandelvormen voor patiënten met falende organen.

Auteursinformatie

Erasmus Universiteit, Laboratorium voor Experimentele Chirurgie en Oncologie, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam.

E.O.Schraa, farmacoloog; R.L.Marquet, immunoloog

Academisch Ziekenhuis, afd. Algemene Heelkunde, Rotterdam.

J.N.M.IJzermans, transplantatiechirurg.

Contact E.O.Schraa

Verbeteringen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties