Galactorroe

Klinische praktijk
J. Assies
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1990;134:1840-3

Onder galactorroe wordt verstaan de afscheiding van melk of vocht uit één of beide borsten. Galactorroe komt zowel bij vrouwen als bij mannen voor. Bij vrouwen spreekt men pas van galactorroe wanneer geen verband bestaat met een voorafgaande zwangerschap of wanneer post partum geen borstvoeding wordt gegeven en de vocht- of melkafscheiding toch langer dan 6 maanden aanhoudt.1

De incidentie van galactorroe of niet-puerperale lactatie bij vrouwen wordt zeer wisselend geschat (0,6-50).2-5 Deze variabiliteit wordt o.a. beïnvloed door verschillen in de onderzochte groepen patiënten. Er zijn aanwijzingen dat galactorroe verband houdt met leeftijd en pariteit. Galactorroe komt het meest voor tussen het 35e en 50e jaar. De indicatie bij adolescenten en bij vrouwen die nooit zwanger zijn geweest is dan ook lager (0-25).6

Galactorroe is niet van belang voor de diagnostiek van het mammacarcinoom. Slechts 5 van de vrouwen met mammacarcinoom hebben niet-puerperale afscheiding, in de meeste…

Auteursinformatie

Academisch Medisch Centrum, afd. Endocrinologie, Tafelbergweg 25, 1105 BZ Amsterdam.

Dr.J.Assies, interniste-endocrinologe.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Geleen, september 1990,

Collega Assies beveelt voor vrouwen met galactorroe en amenorroe, die beide symptomen niet als lastig ervaren, aan te volstaan met controle gedurende enige jaren (1990;1840-3). Vanwege het nadelige effect op het skelet1 is het mijns inziens echter niet verstandig hypogonadisme jarenlang onbehandeld te laten.

B.J. Looij
Literatuur
  1. Schlechte J, Sherman B, Martin R. Bone density in amenorrheic women with and without hyperprolactinaemia. J Clin Endocrinol Metab 1983; 56: 1120-3.

Helmond, oktober 1990,

Het artikel van collega Assies beschrijft op bondige wijze oorzaken, diagnose en behandeling van galactorroe. Zij acht een afwachtende houding bij een vrouw met hyperprolactinemie zonder aanwijzing voor een prolactinoom gerechtvaardigd indien de galactorroe en de oligomenorroe niet als lastig worden ervaren. Deze opvatting gaat voorbij aan de observatie dat hyperprolactinemie gepaard gaat met verlies van botmassa bij vrouwen met een oligo- of amenorroe.12 Behandeling met bromocriptine herstelt de menstruele cyclus en doet de botmassa weer toenemen, terwijl bij onbehandelde vrouwen de botmassa verder afneemt.3 De pathogenese van het verlies van botmassa bij hyperprolactinemie is onduidelijk. Lage oestrogeenspiegels spelen daarbij zeker een rol. Hyperprolactinemie moet als regel zodanig behandeld worden dat een regelmatige menstruatiecyclus weerkeert. Op deze wijze wordt een periode van hypogonadisme voorkomen, die bij langer voortduren blijvende schade kan berokkenen (osteoporose, hart- en vaatziekten).

R. Barentsen
Literatuur
  1. Klibanski A, Neer RM, Beitins IZ, Ridgway EC, Zervas NT, McArthur JW. Decreased bone density in hyperprolactinemic women. N Engl J Med 1980; 303: 1511-4.

  2. Schlechte JA, Sherman B, Martin R. Bone density in amenorrheic women with and without hyperprolactinaemia. J Clin Endocrinol Metab 1983; 56: 1120-3.

  3. Klibanski A, Greenspan SL. Increase in bone mass after treatment of hyperprolactinaemic amenorrhea. N Engl J Med 1986; 315: 542-6.

Amsterdam, oktober 1990,

De collegae Looij en Barentsen wijzen terecht op een belangrijk punt bij de beslissing om vrouwen met een hyperprolactinemie, galactorroe en oligo- of amenorroe al of niet te behandelen. Over het verlies van botmassa bij deze vrouwen wordt in de literatuur echter nog zeer wisselend geoordeeld. Deze variabiliteit wordt zeker mede veroorzaakt door het verschil in technieken die gebruikt worden om de botdichtheid te meten. In veel onderzoeken wordt directe fotonabsorptiometrie van de niet-dominante radius toegepast. Hierbij wordt vooral het corticale botmineraalgehalte bepaald. Juist de door oestrogeentekort veroorzaakte osteoporose gaat gepaard met een relatief groter verlies van het trabeculaire botmineraalgehalte.1

Koppelman et al. bepaalden daarom het botmineraalgehalte van de wervellichamen van 13 hyperprolactinemische, amenorroïsche vrouwen.2 De gemiddelde botmassa van de patiënten was 10% lager dan die van de controlepersonen. Vijf vrouwen hadden echter waarden boven het gemiddelde van de controlegroep; hierbij was een vrouw met een amenorroe van 10 jaar. De pathogenese van het verlies van botmassa bij hyperprolactinemie en amenorroe is nog onbekend. Hyperprolactinemie is op zich geen risicofactor voor de ontwikkeling van osteoporose.34 Waarschijnlijk spelen lage oestrogeenconcentraties een hoofdrol.5 Vrouwen met prolactinomen hebben echter niet allemaal een hypo-oestrogenisme. Veel vrouwen met een hyperprolactinemische amenorroe hebben normale oestradiolconcentraties.6

Opvallend is ook dat in alle onderzoeken geen direct verband tussen individuele botdensiteit en oestradiolconcentraties wordt gevonden, zeker wanneer de leeftijd in aanmerking wordt genomen.4 Vele andere variabelen worden geacht de botmassa te beïnvloeden: leeftijd, lichaamsgewicht, lichamelijke activiteit, calciuminname, bijschildklierfunctie, androgene steroïdconcentraties, vitamine D-status, rookgewoonten en alcoholgebruik.

Samenvattend:

– voor vrouwen met een hyperprolactinemie, galactorroe en regelmatige of licht onregelmatige menses en normale oestradiolconcentraties is preventie van osteoporose geen argument voor behandeling;

– bij vrouwen met een hyperprolactinemie en een oligo- of amenorroe verdient het zeker aanbeveling de botdichtheid te bepalen, vooral wanneer sprake is van langdurig lage oestradiolspiegels. Pas wanneer er aanwijzingen zijn voor een versneld botverlies kan dit gebruikt worden als argument voor de behandeling.

J. Assies
J.C. Netelenbos
Literatuur
  1. Melton III LJ, Eddy DM, Johnston Jr CC. Screening for osteoporosis. Ann Intern Med 1990; 112: 516-28.

  2. Koppelman MCS, Kurtz DW, Morrish KA, et al. Vertebral body bone mineral content in hyperprolactinemic women. J Clin Endocrinol Metab 1984; 59: 1050-3.

  3. Ciccarelli E, Savino L, Carlevatto V, et al. Vertebral bone density in non-amenorrhoeic hyperprolactinaemic women. Clin Endocrinol (Oxf) 1988; 28: 1-6.

  4. Klibanski A, Biller BMK, Rosenthal DI, et al. Effects of prolactin and estrogendeficiency in amenorrheic bone loss. J Clin Endocrinol Metab 1988; 67: 124-30.

  5. Davies MC, Hall ML, Jacobs HS. Bone mineral loss in young women with amenorrhoea. Br Med J 1990; 301: 790-3.

  6. Schlechte JA, Sherman B, Martin R. Bone density in amenorrheic women with and without hyperprolactinaemia. J Clin Endocrinol Metab 1983; 56: 1120-3.