Behandeling van patiënten met een pancreaskopcarcinoom

Opinie
H. Obertop
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1986;130:100-2

Zie ook de artikelen op bl. 117 en120.

Steeds vaker wordt het adenocarcinoom van de pancreas gediagnostiseerd. Bij bijna alle patiënten is de ziekte op korte termijn dodelijk. Reeds bij 65 van hen is er sprake van lokale uitbreiding of metastasering op afstand ten tijde van het stellen van de diagnose.1 Terecht heeft dit tijdschrift twee artikelen opgenomen, waarin met name de palliatieve behandeling van het pancreaskopcarcinoom wordt besproken.23 Bij slechts een klein aantal patiënten kan immers een curatieve resectie overwogen worden. Na resectie van de tumor is slechts 4 van de patiënten 5 jaar later nog in leven.4 De meest uitgevoerde ingreep is de partiële pancreatoduodenectomie volgens Whipple, een operatie die wegens het grote risico door veel chirurgen slechts met een hoge sterfte en morbiditeit kan worden uitgevoerd.4

Therapeutische benadering van het pancreaskopcarcinoom

De slechte resultaten van resectie van het pancreaskopcarcinoom hebben…

Auteursinformatie

Ziekenhuis St. Annadal, afdeling Heelkunde, Postbus 616, 6100 MD Maastricht.

Dr. H. Obertop, chirurg.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Enschede, januari 1986,

Naar aanleiding van de artikelen van de collegae Obertop (1986;100-2) en Kalsbeek (1986;117-20) over de behandeling van patiënten met een pancreaskopcarcinoom, wil ik graag het volgende opmerken. De laatste jaren heeft de endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie (ERCP) als diagnostisch onderzoek een grote vlucht genomen. Wanneer er een obstructie van de ductus choledochus wordt vastgesteld, is het direct plaatsen van een endoprothese in ervaren handen een elegante palliatieve therapie. Obertop stelt dat het blijvend inwendig draineren door een percutaan ingebrachte endoprothese niet altijd mogelijk is en dat daarom de endoscopisch ingebrachte prothese de voorkeur verdient. Helaas is deze laatste methode technisch niet altijd mogelijk of ontbreekt de ervaring in het ziekenhuis. In dergelijke gevallen zou ik willen pleiten voor de percutane benadering. Ook hier geldt, net als bij de endoscopische techniek, dat het succes en het complicatierisico sterk afhankelijk zijn van de ervaring van de uitvoerend specialist. De thans bij ons in gebruik zijnde ‘double-J’-endoprothese (William Cook Europe) werd met succes bij 12 patiënten ingebracht.1 Dislocatie of perforatie van dit type endoprothese is niet mogelijk door de dubbele ‘varkenstaart'vorm. Het dichtslibben van een endoprothese is naar mijn ervaring onafhankelijk van de gevolgde methode. Verder blijkt dat, indien noodzakelijk, een percutaan ingebrachte endoprothese eenvoudig te vervangen is met de endoscoop, zelfs in die gevallen waar deze techniek in eerste instantie faalde.

In beide artikelen wordt voorbijgegaan aan de (weliswaar kleine) groep patiënten die een Billroth II-maagresectie hebben ondergaan. Naar mijn mening ligt hier een duidelijke indicatie voor de percutane benaderingswijze. Een optimale behandeling van patiënten met obstructie-icterus vereist een goed overleg tussen gastro-enteroloog, chirurg en radiodiagnost. In ons ziekenhuis hebben wij daarmee goede ervaringen. Er zijn vele wegen die naar Rome leiden, slechts twee wegen leiden een endoprothese door de papil!

A.B. Huisman
Literatuur
  1. Huisman AB, Jagt EJ van der. Percutaneous transhepatic biliary double-J endoprosthesis. Annual joint meeting of the European Society of Cardiovascular and Interventional Radiology and the European College of Angiography. Wenen, 1985.

Maastricht, februari 1986,

Collega Huisman wijst er nogmaals op dat voor niet-chirurgische palliatie van icterus als gevolg van het pancreaskopcarcinoom de endoprothese ook via de percutane transhepatische weg kan worden ingebracht. Gunstige resultaten van deze methode zijn mij bekend.12Inderdaad kan na voorgaande chirurgie aan deze behandeling de voorkeur worden gegeven. Op grond van ervaring, zoals die van Huibregtse et al. (1986;120-3), verdient mijns inziens de endoscopische inbrenging van de endoprothese de voorkeur. In mijn commentaar heb ik geen rekening kunnen houden met de mogelijkheden voor niet-chirurgische palliatie in de verschillende ziekenhuizen (1986;100-2); dikwijls zal een andere dan de theoretisch beste methode worden gekozen. Dit neemt niet weg dat in goede samenwerking met de betrokken specialisten toch naar de beste methode gestreefd moet worden. Wellicht zal dan één van de wegen naar Rome langs een centrum met ervaring in deze methode kunnen leiden.

H. Obertop
Literatuur
  1. Laméris JS, Obertop H, Jeekel J. Biliary drainage by ultrasound-guided puncture of the left hepatic duct. Clin Radiol 1985; 36: 269-74.

  2. Gouma DJ, Wesdorp RIC, Oostenbroek RJ, et al. Percutaneous transhepatic drainage: insertion of endoprosthesis for obstructive jaundice. Am J Surg 1983; 145: 763-7.