Toename door het gebruik van fungiciden in het milieu?

Azoolresistentie van Aspergillus fumigatus in Nederland

Klinische praktijk
Paul E. Verweij
Nienke van de Sande-Bruisma
Gert H.J. Kema
Willem G.J. Melchers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A4458
Abstract

Samenvatting

  • De schimmel Aspergillus fumigatus kan resistentiemechanismen verwerven waardoor deze ongevoelig wordt voor itraconazol, voriconazol en posaconazol. In Nederland komt er een dominant resistentiemechanisme voor, dat aangeduid wordt met TR/L98H.

  • De prevalentie van azoolresistentie in Nederlandse ziekenhuizen varieerde van 0,8-9,4% bij Aspergillus fumigatus-stammen gekweekt uit klinische materialen.

  • Het TR/L98H-resistentiemechanisme ontstaat waarschijnlijk in ons milieu, waar azolen veelvuldig worden toegepast voor gewasbescherming en voor preservering van voedsel en materialen.

  • Het is waarschijnlijk dat de aanwezigheid van deze stammen in het milieu leidt tot klinische infecties door inademing van deze resistente sporen. Meer onderzoek is nodig om de omgevingsroute van resistentievorming te begrijpen en om effectieve maatregelen te nemen die resistentievorming in het milieu tegengaat.

  • Azoolresistentie is gerelateerd aan therapiefalen. Van 8 patiënten met azoolresistente invasieve aspergillose waren 7 binnen 12 weken overleden.

  • Alternatieve behandelingsmogelijkheden zijn mogelijk toediening van de lipideformulering van amfotericine B of een combinatie van voriconazol met een echinocandine, maar er zijn nog weinig gegevens beschikbaar om deze keuzes te ondersteunen.

  • Artsen die patiënten behandelen met Aspergillus-ziekten dienen rekening te houden met de mogelijkheid van azoolresistentie, ook bij patiënten die niet eerder azooltherapie hebben ontvangen.

Auteursinformatie

Universitair Medisch Centrum St Radboud, afd. Medische Microbiologie, Nijmegen.

Prof.dr. P.E. Verweij, arts-microbioloog; dr. W.J.G. Melchers, moleculair microbioloog.

RIVM, Bilthoven.

Dr. N. van de Sande-Bruisma, epidemioloog.

Wageningen Universiteit, Plant Research International, Wageningen.

Dr. G.H.J. Kema, fytopatholoog.

Contact prof.dr. P.E. Verweij (p.verweij@mmb.umcn.nl)

Verantwoording

Het Nederlandse surveillanceonderzoek is tot stand gekomen met medewerking van drs J.W.M. van der Linden, arts-onderzoeker; drs E. Snelders, onderzoeker; dr. J. Zoll, postdoc, UMC St Radboud; dr. Y.J. Debets-Ossenkopp, arts-microbioloog, VU Medisch Centrum; dr. E.J. Kuijper, arts-microbioloog, Leids Universitair Medisch Centrum; dr. B.J.A. Rijnders, internist-infectioloog, Erasmus Medisch Centrum; dr. F.H. van Tiel, arts-microbioloog, Academisch Ziekenhuis Maastricht; E.E. Mattson, arts-microbioloog, Universitair Medisch Centrum Utrecht (huidige affiliatie: Reinier de Graaf Groep, Delft); en dr. G.A. Kampinga, arts-microbioloog, Universitair Medisch Centrum Groningen.
Belangenconflict: geen gemeld. Financiële ondersteuning: de afd. Medische Microbiologie van het UMC St Radboud, waar prof.dr. P.E. Verweij werkzaam is, ontving financiële bijdragen voor onderzoek van Gilead Sciences, Pfizer, MSD en Astellas.
Aanvaard op 22 april 2012

Auteur Belangenverstrengeling
Paul E. Verweij ICMJE-formulier
Nienke van de Sande-Bruisma ICMJE-formulier
Gert H.J. Kema ICMJE-formulier
Willem G.J. Melchers ICMJE-formulier
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties