Zorgwekkend aniossen-tekort in ziekenhuizen

Vuurtoren met woeste zee
Rosie Sikkel
Lorette Harbers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2023;167:C5412

Uit een peiling van het NTvG blijkt dat ziekenhuizen verspreid over het land kampen met een ernstig tekort aan arts-assistenten. Wat zijn de oorzaken en de gevolgen van dit tekort? En hoe lang kunnen de ‘achterblijvers’ de gaten in de roosters nog vullen?

artikel

‘Ik moest constant op twee plekken tegelijk zijn en had het gevoel alles te moeten afraffelen. Ik was totaal overwerkt. Het was voor mijn patiënten niet veilig.’ Een anios neurologie schetst hoe het was om op een afdeling te werken met te weinig arts-assistenten. Omdat hij graag in opleiding tot neuroloog wilde komen, hield hij vol. ‘Maar ondertussen viel de ene na de andere collega uit en kwam er steeds meer werk op mijn schouders terecht.’

Generaties lang staan jonge artsen in de rij om in de ziekenhuizen te werken. Maar de afgelopen jaren lijkt hierin een kentering te ontstaan. Vacatures blijven langdurig onvervuld en de assistentenkamers worden leger en leger. Waar het artsenvak vroeger een roeping was waar je alles voor op wilde geven, klinkt er nu vanuit jonge basisartsen een steeds luidere roep voor een verbeterde werk-privébalans. ‘Uiteindelijk is ook arts-zijn gewoon je beroep en is er meer in het leven dan dat.’

Verschillende media berichtten afgelopen jaar over de vermoede tekorten, maar de omvang van de krapte was onbekend. Het driejaarlijkse onderzoek naar de loopbanen van basisartsen, dat Nivel in 2022 in opdracht van het Capaciteitsorgaan uitvoerde, gaf daarin ook weinig inzicht. Door de AVG-wetgeving mochten de onderzoekers basisartsen niet meer via het BIG-register benaderen, waardoor de aniossen grotendeels buiten beeld bleven. Ook de Federatie Medisch Specialisten en De Jonge Specialist weten niet wat de omvang van het anios-tekort is. Daarom deed het NTvG zelf een peiling naar de anios-bezetting in de Nederlandse ziekenhuizen.

Wijdverspreid aniossen-tekort

Het NTvG benaderde begin 2023 zowel telefonisch als per e-mail artsen op de afdelingen Interne Geneeskunde, Chirurgie, Kindergeneeskunde, Psychiatrie en Neurologie van 24 ziekenhuizen verspreid over alle Nederlandse provincies. Dit was een journalistieke rondvraag en geen wetenschappelijk onderzoek of representatieve steekproef. De gesprekken met meer dan 100 arts-assistenten en medisch specialisten gaven ons echter wel een beeld van de stand van zaken wat betreft de bezetting door anios en de tekorten.

In 21 van de 22 ziekenhuizen die met aniossen werken, was er op minimaal een van de door ons gepeilde afdelingen een tekort aan aniossen. Met ‘tekort’ bedoelen wij dat er minder aniossen werken dan volgens de geïnterviewde artsen noodzakelijk was voor goede zorg. Het tekort speelde niet alleen in de kleinere, meer afgelegen ziekenhuizen – die aangaven al langer met bezettingsproblemen te kampen –, maar ook in de grotere, centraler gelegen ziekenhuizen en academische centra.

Veel medisch specialisten en arts-assistenten die we spraken, uitten hun zorgen over de bezettingsproblemen. Toch wilden veel artsen dat niet openlijk doen. Vooral aniossen wilden niet bij naam genoemd worden, uit angst dat het hun kans op een opleidingsplek negatief zou kunnen beïnvloeden. Maar ook veel medisch specialisten deden hun verhaal alleen op voorwaarde van anonimiteit, vanwege allerlei ‘politieke gevoeligheden’ in en tussen ziekenhuizen.

We hoorden veel soortgelijke verhalen. Over knellende dienstroosters, hoge werkdruk voor de ‘achterblijvers’, oplopende wachttijden en de vrees dat bepaalde zorg op den duur niet meer verleend kan worden. Over ad-hocoplossingen, uitgeputte artsen, de gevolgen voor de kwaliteit van de zorg en de risico’s voor de patiëntveiligheid.

Bij de vakgroepen Interne Geneeskunde en Neurologie hoorden we het vaakst over een anios-tekort. Vooral bij de Neurologie leidt dat tot zorgen over de continuïteit van de zorgverlening. Bij de Chirurgie spelen ook tekorten, maar die leiden volgens chirurgen die wij spraken minder vaak tot acute roosterproblemen. De vakgroepen Psychiatrie bleken vaak anders georganiseerd dan de andere specialismen; daar werkt men minder vaak met aniossen en zijn de arts-assistenten soms in dienst van externe ggz-instellingen.

Bij de Kindergeneeskunde is de personeelsbezetting op veruit de meeste plekken nog op orde, maar ook daar ziet men op veel plekken een terugloop van het aantal sollicitanten op een vacature. ‘Waar je vroeger keus had uit soms wel 15 sollicitanten, ben je nu blij als je iemand aan kunt nemen,’ verzucht een kinderarts. En in een ander ziekenhuis zag de vakgroep Kindergeneeskunde het aantal sollicitatiebrieven op een anios-vacature in acht maanden tijd dalen van 20 naar 2.

Op sommige plekken is niet zozeer het aantrekken van nieuwe collega’s een probleem. Een anios chirurgie in het zuiden van het land ziet genoeg nieuwe collega’s beginnen, maar die zeggen na een paar maanden hun baan op. Omdat ze erachter komen dat het toch wel heel hard werken is en zien dat je als chirurg geen baangarantie hebt. Tijdelijke anios-tekorten werden ook veroorzaakt door ziekte, zwangerschaps- en ouderschapsverloven.

Kunst- en vliegwerk

De problemen die door het anios-tekort ontstaan, hebben hun weerslag op zowel de arts-assistenten als de medisch specialisten. Veelal worden extra avond- en nachtdiensten verdeeld onder de resterende aniossen en aiossen. Overdag krijgen sommige aniossen de zorg voor een extra afdeling, waardoor zij soms meer dan twintig ziekenhuispatiënten onder hun hoede hebben. Op sommige afdelingen wordt druk uitgeoefend op de arts-assistenten om de roosters rond te krijgen. Een anios chirurgie beschrijft hoe hij en zijn collega’s geforceerd werden om extra diensten op zich te nemen. ‘Als er toch nog gaten in het rooster zaten, zeiden de specialisten: “Als niemand zich vrijwillig aanbiedt, gaan we iemand aanwijzen voor dit weekend.”’ Geen van de chirurgen bood aan om zelf diensten over te nemen.

Maar op veel plekken, met name bij de afdelingen Interne Geneeskunde en Neurologie, springen de medisch specialisten wel in wanneer de dienstbelasting te hoog wordt voor de arts-assistenten of de dienstroosters niet rondkomen. Zoals bij de vakgroep Neurologie in het Diakonessenhuis in Utrecht, waar neuroloog Willem Voet werkt. Daar werken nog twee aniossen in plaats van de acht die er nodig zijn om de avond-, nacht- en weekenddiensten in te vullen. Daarom doen Voet en zijn collega’s de voorwacht nu zelf.

De dienstbelasting wordt in een aantal ziekenhuizen verdeeld over verschillende vakgroepen. Door bijvoorbeeld met een poule van ‘beschouwende arts-assistenten’ te werken die dienst doen voor de afdelingen Interne Geneeskunde, Maag-, Darm- en Leverziekten, Cardiologie en Longgeneeskunde. Maar in sommige ziekenhuizen zien de vakgroepen die hun personele bezetting nog wel op orde hebben die constructie niet zitten, omdat daarmee de dienstbelasting voor hun eigen arts-assistenten zal toenemen.

Soms worden aiossen ingezet om extra diensten te doen. Veel medisch specialisten zeggen daar meteen bij dat dat natuurlijk niet ten koste mag gaan van de leerdoelen van de artsen in opleiding. Maar dat is precies wat er vaak toch gebeurt, zien meerdere aiossen die wij spraken. Zij namen steeds meer taken van aniossen over en ook de dienstbelasting nam vaak fors toe. Sommigen maakten zich zorgen over de kwaliteit van hun opleiding.

Er zijn ook steeds meer vakgroepen die ervoor kiezen een physician assistant (PA) in te zetten, met als bijkomend voordeel dat zij bijdragen aan de continuïteit van de zorg, omdat ze langer op een afdeling blijven werken dan aniossen. Af en toe worden ook verpleegkundig specialisten (VS) of ziekenhuisartsen ingezet.

Naast het bedenken van ad-hocoplossingen voor de bezettingsproblemen proberen ziekenhuizen meer aniossen aan te trekken. Er worden hele wervingscampagnes op touw gezet. Waar parttime werken vroeger ondenkbaar was, wordt er nu mee geadverteerd. Hogere salarissen, leaseauto’s met tankpas, meer aandacht voor loopbaanontwikkeling, de mogelijkheid om een ‘traineeship’ te doen waarbij je als anios steeds een periode op een andere afdeling werkt – alles wordt uit de kast gehaald. Er worden bemiddelingsbureaus ingezet om – vaak tegen hoge tarieven – aniossen te werven en voormalige aniossen worden verleid om af en toe een dienst te komen doen.

Vicieuze cirkel

Het kunst- en vliegwerk om de dienstroosters rond te krijgen heeft gevolgen voor zowel de zorgverlener als de patiënt. Zo leidt het dubbele takenpakket – anios-taken bovenop het werk als medisch specialist – er op de afdeling van Willem Voet toe dat de poliklinische zorg aanzienlijk is gekrompen en de wachttijden toenemen. Voet vreest dat als de huidige situatie niet verandert, zijn vakgroep kerntaken als acute en poliklinische zorg niet meer kan verlenen op de manier die men gewend is. Ook denkt hij dat vermoeidheid bij hem en zijn collega’s kan leiden tot beoordelingsfouten. ‘Ik maak me zorgen over de uitval van jonge specialisten. Ze moeten binnen afzienbare tijd een perspectief op normalisatie van hun werk-privébalans krijgen.’

Het verhaal van Willem Voet is geen uitzondering, we hoorden ook van neurologen in andere ziekenhuizen dat ze op hun tandvlees lopen en de toekomst somber tegemoetzien. De werkdruk is ook voor de arts-assistenten moeilijk vol te houden en wordt voor iedereen alleen maar hoger naarmate er meer aniossen vertrekken. Er lijkt een vicieuze cirkel te ontstaan, zegt voorzitter van De Geneeskundestudent Pim den Boon, ‘want coassistenten zien die hoge werkdruk op hun stageplek en dat schrikt hen af om zelf als arts-assistent aan de slag te gaan, waardoor de bezettingsproblemen alleen maar groter worden’.

Covideffect?

Voor structurele oplossingen is inzicht nodig in de oorzaken van de bezettingsproblemen. Daarover werd door iedereen druk gespeculeerd. Medisch specialisten suggereerden regelmatig dat door de covidpandemie veroorzaakte studievertragingen tot een dip in het aantal afgestudeerde basisartsen heeft geleid. Omdat ze zien dat de personeelsproblemen zijn begonnen, of zijn verergerd, tijdens de pandemie. Zoals Ted Koster, internist in het Groene Hart Ziekenhuis, die zegt dat ze bij zijn vakgroep het afgelopen jaar 3-5 fte aan aniossen tekort hadden en dat er vóór covid geen bezettingsproblemen waren.

Het absolute aantal basisartsen dat niet in opleiding is, is echter groter dan eerdere jaren: in 2022 waren dat er 15.529. Dat aantal is sinds 2009 – toen waren het er 9938 – alleen maar gestegen.1 Het is daarmee niet uitgesloten dat de covidpandemie heeft meegespeeld bij de huidige personeelsproblemen, maar op welke manier is gissen. Genoemd werd dat net afgestudeerden er nu misschien vaker voor kiezen om te reizen of andere beroepskeuzes maken. Zo zouden basisartsen tijdens de covidperiode mogelijk hebben ervaren hoe het is om buiten het ziekenhuis te werken, bijvoorbeeld bij de GGD, waar de secundaire arbeidsvoorwaarden een stuk aantrekkelijker zijn: normale werktijden, geen diensten en een hoger salaris.

Werk-privébalans

Het merendeel van de door ons gesproken artsen noemt dat de jongere generatie artsen een andere kijk heeft op de werk-privébalans. Geertjan Wesseling, longarts bij het MUMC+: ‘Mij valt op dat jongelui tegenwoordig liever parttime werken en liever ook niet met veel avond-, nacht- en weekenddiensten. Als je daar geen zin in hebt moet je geen anios worden in een ziekenhuis.’ Dat lijkt ook een van de redenen te zijn waarom basisartsen ervan afzien om in het ziekenhuis te ‘aniossen’.

Veel arts-assistenten van die ‘jongere generatie’ geven op hun beurt inderdaad aan dat er meer in het leven is dan werken alleen en dat ze daarom graag ‘parttime’ willen werken. Zo vertelt Lana Verstoep, anios kindergeneeskunde, dat zij twijfelt tussen kindergeneeskunde en extramurale geneeskunde, zoals de jeugdgezondheidszorg of kinderrevalidatie. ‘Dat heeft niet zozeer te maken met de inhoud van het vak, maar met het leven als kinderarts: lange werkdagen en veel diensten. Dan is een baan als jeugdarts makkelijker te combineren met een privéleven. Je mist dan wel het acute en de ernstige pathologie bij de kindergeneeskunde, maar ook jeugdgezondheidszorg kan gevarieerd zijn, en de maatschappelijke betrokkenheid spreekt mij aan.’

Er klinken ook wat verwijten ten aanzien van de jongste generatie artsen. Zo schrijft aios chirurgie Emma Bruns in NRC dat die niet minder bevlogen zijn, maar dat het wel lijkt ‘alsof ze minder gewend zijn aan alledaagse confrontaties, mislukkingen, schaamtevolle momenten die onherroepelijk gepaard gaan met een leerproces’.2 Sommige artsen vinden het moeilijk te begrijpen dat hun jongste collega’s het artsenvak zien als hun baan en niet als hun identiteit. Die roeping waarvoor zij altijd alles opzij hebben gezet. Maar volgens aios kindergeneeskunde Wiggert van Ginkel zijn de tijden veranderd: ‘Vroeger was er één kostwinner en een partner die alle huishoudelijke taken en zorg voor kinderen op zich nam. Je kunt niet met de bril van vroeger naar het heden kijken. Ook de patiëntenzorg is niet vergelijkbaar; die is nu veel complexer en specialistischer. De zorgvraag is vele malen groter door de vergrijzing en daarnaast nemen de administratieve lasten steeds meer toe.’

Orthopeed Jetze Visser (Radboudumc) merkt dat hij als jonge medisch specialist zelf op het grensvlak zit van twee generaties; hij haalt zijn kinderen om 17:30 van de crèche, maar vraagt zich tegelijkertijd af of de huidige coassistenten zich wel voldoende realiseren hoe belangrijk het is om op de lange termijn betekenisvol werk te doen. Hij denkt dat meespeelt dat dokter zijn geen ‘roeping’ meer is zoals vroeger, toen artsen alles voor hun baan aan de kant wilden zetten. Visser: ‘Geld en status zijn minder belangrijk geworden en fit is het nieuwe rijk.’ Maar hoewel het artsenvak tegenwoordig misschien niet zo’n ‘roeping’ meer is als vroeger, benadrukken veel artsen dat ze nog altijd vinden dat ze de allermooiste baan hebben die er bestaat.

Door het toegenomen aantal parttimers zijn er meer krachten nodig om hetzelfde werk te verzetten. Daarnaast zijn veel anios-contracten een paar jaar geleden omgezet van 48 uur (38 betaalde arbeidsuren en 10 onbetaalde ‘opleidingsuren’) naar 38 uur per week; die onbetaalde opleidingsuren zijn immers niet op hen van toepassing. Veel artsen zien tegelijkertijd de zorgvraag juist toenemen door vergrijzing en een hogere ziektecomplexiteit.

Andere loopbaankeuzes en uitval

Daarnaast lijken er nog allerlei andere factoren bij te dragen aan het feit dat werken in het ziekenhuis minder populair wordt. Zo is het artsenvak misschien minder leuk geworden. Gynaecoloog Marian Mourits (UMCG) ziet, samen met een aantal andere artsen, dat de geneeskunde tegenwoordig andere eisen stelt dan vroeger: met name door de toegenomen complexiteit en administratielast is de werkdruk hoger, de patiënten zijn veeleisender – ze dienen sneller een klacht in, wat tot defensiever handelen leidt – en je moet voldoen aan allerlei kwaliteitseisen. Mourits: ‘Daartegenover heb je als arts tegenwoordig minder autonomie en is de toekomst voor jonge artsen onzeker door een gebrek aan baangarantie en veel tijdelijke “chef de clinique”-plekken.’

Veel gesprekken met arts-assistenten gingen over de hoge werkdruk in het ziekenhuis. Die is niet nieuw en neemt alleen maar toe, blijkt uit het tweejaarlijkse onderzoek van De Jonge Specialist naar de werkomstandigheden van arts-assistenten. Uit de meest recente enquête, in 2022 ingevuld door 1703 basisartsen (76% aios, 72% vrouw) blijkt dat 44% de werkdruk te hoog vindt en dat 35% ontevreden is over de werk-privébalans.3 Het percentage basisartsen met ‘burn-outklachten’ steeg van 14% in 2020 tot 24% in 2022.

Er werd ook gesuggereerd dat basisartsen er tegenwoordig vaker voor kiezen om na hun afstuderen onderzoek te gaan doen. Hoewel er geen exacte cijfers bekend zijn over het aantal arts-onderzoekers, laat het Rathenau Instituut weten dat het aantal promoties in de sector ‘gezondheidszorg en welzijn’ in de loop der jaren gestegen is.4 Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een promotie de kansen op een functie als medisch specialist verhoogt voor veel specialisaties, schrijven zij.

Ook sociale media zouden een rol kunnen spelen, waar jonge artsen als een soort ‘coming out’ meedelen dat ze ervoor kiezen om niet meer in het ziekenhuis te werken en waar het ‘jonge klare probleem’ veel aandacht krijgt. Er werd door sommigen ook gefilosofeerd over het homogene type geneeskundestudent als gevolg van de invoering van de decentrale selectie, gechargeerd perfectionische meisjes met paardenstaart en waterflesje. Tot frustratie van een anios chirurgie: ‘Ze kunnen heel goed aantekeningen maken met hun pastelkleurige markers, maar in praktijk vallen ze als eerste uit.’

Maatschappelijke ontwrichting

Het merendeel van de door ons gesproken artsen vond dat er meer aandacht moet zijn voor een lange-termijnoplossing. Er werd vaak gezegd dat het werken in het ziekenhuis aantrekkelijker moet worden gemaakt. In verschillende ziekenhuizen is men daar al actief mee bezig door ‘aniossen als aiossen te behandelen’, met oog voor hun welzijn, persoonlijke ontwikkeling en loopbaanwensen. Verschillende ziekenhuizen werken standaard met parttimecontracten voor anios. Zoals op de afdeling Kindergeneeskunde van het Medisch Centrum Leeuwarden, waar aios Van Ginkel werkt. ‘Hier is bewust voor gekozen om aniossen duurzamer te kunnen inzetten. Die extra dag vrij is nodig om bij te komen en op te laden.’

Een paar simpele ingrepen zijn volgens sommigen voldoende om het personeelstekort op te lossen. Anderen denken dat er meer nodig is en pleiten voor een herziening van de zorgorganisatie, te beginnen bij de geneeskundeopleiding of nog eerder, bij de selectie van geneeskundestudenten.

Je zou misschien verwachten dat aniossen op zoek naar een gunstiger werk-privébalans eerder kiezen voor een baan buiten het ziekenhuis. Maar basisartsen gaan vooralsnog ook niet massaal aan de slag in de extramurale geneeskunde. Daar zijn de personeelstekorten inmiddels zelfs zo urgent dat verschillende organisaties samen een brandbrief naar de betrokken minister stuurden.5 Zij ‘luiden de noodklok’ en stellen dat het tekort leidt tot ‘een maatschappelijke ontwrichting van de zorg’. Hun inspanningen hebben er in ieder geval voor gezorgd dat er later dit jaar mogelijk toch onderzoek via het BIG-register gedaan mag worden naar de loopbanen, overwegingen en beweegredenen van basisartsen. De bedoeling is dat dat een verdiepend onderzoek gaat worden, zegt Cisca Joldersma, directeur van het Capaciteitsorgaan, met als doel meer inzicht te krijgen in de dynamiek in de arbeidsmarkt voor basisartsen en hun overwegingen en beweegredenen.

Nog geen structurele oplossing

Met onze peiling hebben we een beeld gekregen van het anios-tekort in de ziekenhuizen. Dat beeld stemt niet vrolijk. De bezettingsproblemen spelen in ziekenhuizen verspreid over heel Nederland. De oorzaken en gevolgen zijn multifactorieel en de ad-hocoplossingen op de lange termijn niet houdbaar. Voor structurele oplossingen is een beter inzicht in de omvang en dynamiek van de problematiek nodig. Hopelijk draagt het verdiepende onderzoek dat later dit jaar wordt uitgevoerd naar de loopbanen en loopbaanwensen van basisartsen daaraan bij.

Literatuur
  1. Vis E, Flinterman L, Batenburg R. Loopbanen en loopbaanwensen van basisartsen: resultaten van de peiling in 2022. Utrecht: Nivel; 2022. Tabel 2, p. 17.

  2. E. Bruns. De glans van het artsenvak lijkt verdwenen. NRC. 23 oktober 2022.

  3. Korsten L, Verbeek B, Van der Ploeg E, Kok L, Bos M, Girbes A. Nationale a(n)ios-enquête Gezond en veilig werken. Utrecht: De Jonge Specialist, 2022.

  4. Factsheet ‘Van promovendus tot promotie’. Den Haag: Rathenau Instituut; 2023.

  5. Brandbrief aan de Tweede Kamer inzake artsentekort dd 13 januari 2023. Utrecht: Stichting SBOH; 2023.

Auteursinformatie

L. Harbers, MSc en R. Sikkel, MSc, nieuwsredacteuren, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Amsterdam.

Contact L. Harbers (l.harbers@ntvg.nl)

Verantwoording

Wij willen alle geïnterviewde personen bedanken voor hun openhartigheid.

‘Je bent meer dan alleen dokter’
Informatiekader
Dit artikel is gepubliceerd in het dossier
Journalistiek
Dit artikel wordt besproken in#16 Een tekort aan basisartsen
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Medisch specialisten en hun arts-assistenten (aniossen en aiossen) uitten (invoelbaar) hun zorgen over bezettingsproblemen bij de zorg voor patiënten opgenomen in de Nederlandse ziekenhuizen. Het artikel laat zien dat de rek er bij de arts-assistenten bijna uit is. Als noodoplossing in het Diakonessenhuis in Utrecht doen de vakgroep-neurologen ‘de voorwacht’ zelf. Als huisarts blijf ik het merkwaardig vinden dat medisch specialisten dit niet zelf veel meer of standaard doen. Het meedraaien bij de reguliere ziekenhuiszorg van hun patiënten is, zo heb ik als huisarts ook gemerkt, veranderd in de afgelopen 40 jaar.

Er zijn in Nederland ca. 27.000 medisch specialisten die de zorg hebben voor ca. 40.000 ziekenhuisbedden. Hoe kan het toch dat het onmogelijk lijkt deze zorg op een verantwoorde manier te regelen zonder dat dit ten koste gaat van de werkbelasting voor de vele a(n)iossen die de medisch specialisten bijstaan? Ik begrijp dat de werkbelasting grotendeels bepaald wordt door de diensten en spoedzorg. 

Ik heb begrepen dat huisartsen en specialisten ouderenzorg de enige twee disciplines zijn in Nederland die voor het behoud van hun registratie verplicht worden een minimaal aantal diensten te doen. Zou veel ziekenhuiswerkbelasting voor arts-assistenten niet aanvaardbaar worden als zelf dienst doen (‘voorwacht zijn’) een eis wordt voor de accreditatie van medisch specialisten? Een ander voordeel hiervan zou zijn dat het ook ten goede komt aan hun achterwachtkwaliteiten, nuttig voor hen die als onderdeel van hun opleiding wél dienst moeten doen.

 

Hein Janssens, huisarts n.p.

Ik ben bijna 10 jaar werkzaam binnen de ouderengeneeskunde; mijn persoonlijke ervaring is dat jonge dokters in opleiding wie ik heb samengewerkt vaak aangaven dat het ziekenhuis niet passend is.

In de afgelopen jaren heb ik een verschuiving gezien in de voorkeuren van geneeskunde studenten als het gaat om hun toekomstige carrières. Steeds minder studenten kiezen ervoor om te werken in ziekenhuizen, en deze trend kan worden verklaard door verschillende belangrijke factoren die een rol spelen in de besluitvorming van deze jonge medische professionals.

Een van de cruciale aspecten die invloed heeft op de keuze van geneeskunde studenten is de werkdruk in ziekenhuizen. Werken in een ziekenhuisomgeving kan veeleisend zijn, met lange werktijden, nachtdiensten en diensten tijdens feestdagen. Dit kan leiden tot oververmoeidheid en burn-out, wat de algehele werk- en privébalans negatief beïnvloedt. Studenten willen vaak een carrière waarin ze voldoende tijd hebben voor ontspanning, familie en hobby's, en de hoge werkdruk in ziekenhuizen kan deze balans verstoren.

Een ander aspect dat van invloed is op de keuze van studenten is de hiërarchie binnen ziekenhuizen. Traditioneel is er een duidelijke hiërarchische structuur waarbij jongere artsen en studenten vaak ondergeschikt zijn aan senior artsen en specialisten. Deze hiërarchie kan een belemmering vormen voor de autonomie en creatieve vrijheid die veel geneeskunde studenten zoeken. Ze willen graag hun eigen ideeën en benaderingen inbrengen, en voelen zich soms beperkt door de rigide structuur en beperkte ruimte die oude garde hen geeft.

In tegenstelling tot de ziekenhuisomgeving biedt de ouderengeneeskunde vaak meer ruimte voor flexibiliteit en autonomie. Hier kunnen artsen nauw samenwerken met patiënten en hun families, en een persoonlijke en holistische benadering van zorg bieden. Deze persoonlijke betrokkenheid en de mogelijkheid om het leven van ouderen te verbeteren, kunnen zeer aantrekkelijk zijn voor geneeskunde studenten die op zoek zijn naar een meer betekenisvolle en vervullende carrière.

Bovendien kunnen geneeskunde studenten in de ouderengeneeskunde vaak genieten van een betere werk- en privébalans. Het werken met oudere patiënten biedt vaak meer regelmatige werkuren en minder onvoorspelbare diensten, waardoor er meer tijd overblijft voor persoonlijke activiteiten en ontspanning. Dit draagt bij aan een gezondere levensstijl en een betere algehele kwaliteit van leven voor deze jonge professionals.

Chiel Greuter, verpleegkundig specialist AGZ

Met belangsteling las ik het artikel over de landelijke bezettingsproblemen ANIOSSEN. In ons adherente ziekenhuis in Delft zijn deze problemen er ook en het kan ertoe leiden dat de toegankelijkheid voor de specialistische zorg verder vermindert door oplopende wachttijden voor de poli's. 

Er worden diverse oorzaken en (nood) oplossingen genoemd. Eén oorzaak en oplossing wordt niet verder uitgewerkt. Het lijkt erop dat de basisartsen ook niet massaal extramuraal gaan werken, maar wel meer wetenschappelijk onderzoek gaan doen. Dit kan immers de kans op een opleidingsplek sterk vergroten.

Voilà de oplossing: Stop met het selectiecriterium dr. en geef een goed functionerende ANIOS de mogelijkheid door te stromen naar een AIOS plek. Promoveren is nuttig voor het aanscherpen van de geest, maar nooit is bewezen dat gepromoveerde dokters betere specialisten worden. De impasse waar we nu in zitten vraagt in elk geval op dit moment om andere selectiecriteria voor de specialistische opleiding. Je zult zien dat de belangstelling voor ANIOS plekken weer als vanouds wordt wanneer deze werkervaring je bij goed functioneren een garantie geeft voor een opleidingsplaats.    

Arina Klokke, huisarts

Het artikel van Rosie Sikkel en Lorette Harbers stemt tot nadenken. Hoe maken we de zorg een interessante werkplek voor nieuwe generaties?  De zorg raakt in het slop. Er is dringend behoefte aan een zorgtransitie. Betere organisatie, handige digitalisering, vooral ook anders met elkaar werken. In hun artikel laten de auteurs  zien hoe er tegen onze (toekomstige) collega`s wordt aangekeken. Je  voelt  als het ware tussen de regels door een zorgwekkende praatcultuur binnen de ziekenhuismuren. Datgene wat de aniossen ongetwijfeld ook opvangen als ze naast de koffieautomaat staan. Je rekent erop als  jong en ambitieus te worden waargenomen in plaats van ‘blond meisje met paardenstaart dat gemakkelijk uitvalt’. Wie wil in deze omgeving werken? Er lijkt een discrepantie tussen een gezonde werkomgeving zoals gewenst door (oa)arts- assistenten in de maatschappij anno 2023 en de realiteit op de werkvloer. Een aantrekkelijke werkgever zijn heeft gedeeltelijk te maken met allerlei secundaire arbeidsvoorwaarden en  vooral met de manier waarop mensen met elkaar omgaan.

Als oplossing voor het dreigend  tekort aan assistenten  geven medisch specialisten aan dat de Federatie Medisch Specialisten aan zet is. Net zoals het gezegde ‘echte schoonheid komt van binnenuit’ geldt voor mensen, geldt dat ook voor een organisatiecultuur. Zolang we zelf als medisch specialist geen kans zien bovengenoemde sfeer te veranderen van binnenuit  onze ziekenhuizen zal het een illusie zijn dat we een aantrekkelijke werkomgeving worden voor onze jonge ambitieuze collega`s.

 

Carlijn Kraakman , kinderarts

Giliam Kuijpers, kinderarts n.p.

Fedde Scheele, gynaecoloog.

Carlijn Kraakman , kinderarts
Giliam Kuijpers, kinderarts n.p.
Fedde Scheele, gynaecoloog.